De 25 van Bert, een kwarteeuw in cinema: 5) ‘Miami Vice’
Nu 2025 eraan komt, is het tijd om even achterom te kijken. Filmrecensent Bert Potvliege presenteert de vijfentwintig films die hem de afgelopen kwarteeuw het meest beroerden. Een half jaar lang, tot eind december, neemt hij wekelijks de volgende film in de rangschikking onder de loep. Duik mee met hem in al het moois dat Vrouwe Cinema ons geschonken heeft. Deze week nummer 5: ‘Miami Vice’ (Michael Mann, 2006).
HARTZEER IN DE KOGELREGEN
De voorbije veertig jaar heeft de Amerikaanse cineast Michael Mann eigenhandig het misdaadgenre op zijn kop gezet en heruitgevonden. Zijn crime dramas worden gekenmerkt door een tactiel realisme, een doorgedreven en authentieke stilistische benadering en een boeiend onderzoek naar de mannelijke identiteit als een gevangenis. In 2006 heeft iemand veel te veel geld gegeven aan Mann om een langspeelfilmversie te maken van zijn televisieserie ‘Miami Vice’. De financier in kwestie had waarschijnlijk gehoopt op een publieksvriendelijke hit, maar de regisseur deed zijn stinkende zin. De film die hij losliet op de wereld was een fel uithalende mastodont van een misdaadprent, maar tegelijkertijd een eigenzinnige vertaling van al wat Mann tot een postmoderne grootmeester maakt.
Een horde kleppers
Het belang van Michael Mann voor mijn cinefiel bestaan kan niet overschat worden en dat zal zeker niet enkel voor mij gelden. Het virtuoos vertelde ‘Heat’ uit 1996 was de eerste van zijn films die me bij het nekvel greep. Ik was nauwelijks twaalf. Kleppers als ‘Thief’ waren van voor mijn tijd, maar het verschijnen van zijn meesterwerken heb ik bewust meegemaakt. Na ‘Heat’ kwamen prachtfilms als ‘The Insider’, ‘Ali’, ‘Public Enemies’ en dus ook deze ‘Miami Vice’. Die films waren essentieel in mijn vormingsjaren, want ze bleken een ontzaglijke verrijking voor het begrip van filmtaal.
De cinema van Michael Mann is fascinerend om te bestuderen. Ik herinner me hoe ik momenten uit ‘The Insider’ voortdurend herbekeek om uit te pluizen hoe hij zijn scènes decoupeert. De manier waarop hij zijn shots ontwerpt en hoe hun samenhang een scène vormt, tonen een baanbrekend filmisch inzicht. Manns samenwerkingen met grootse directors of photography zoals Dante Spinotti, Emmanuel Lubezki en Dion Beebe zijn adembenemend. Naar films kijken van Michael Mann is als naar de filmschool gaan.
De meeste van zijn worpen wroeten wel in hetzelfde genre, maar er is meer dat zijn filmografie verbindt. Er is het verwantschap door die thematische focus op mannelijke identiteit als een bron van pijn. Daar ga ik later op in. Zijn regie toont een vooruitstrevende stilistische benadering van het materiaal, met prenten die rasechte eye candy zijn. Hij is een groot visueel estheet en zijn controle over het beeld is indrukwekkend. De filmmaker ging ook baanbrekend te werk en was een van de eersten in Hollywood die digitale camera’s gebruikte, omdat dit bijdroeg aan zijn streven om de verbeelde wereld tastbaar te maken. Hiermee was hij zijn tijd vooruit, want anno 2024 wordt het overgrote deel van Hollywoods output digitaal gefilmd.
Het hoogtepunt van Mann situeert zich in de jaren negentig – ik ben er nog steeds niet aan uit of ‘Heat’ dan wel ‘The Insider’ zijn ultiem meesterwerk is. ‘Miami Vice’ mag je gerust beschouwen als een later werk van de cineast. Hou ouder hij werd, hoe eigenzinniger zijn films uitdraaiden (een fenomeen dat ik bij andere grote filmmakers ook zie). Dit leidde ertoe dat ‘Miami Vice’ verdeeld ontvangen werd. Sommigen hielden van de halsstarrige houding van de auteur-cineast, waarbij hij nietsontziend te werk ging. Anderen voelden hem wegdrijven van een connectie te willen maken met een publiek, net omdat zijn werk hardnekkiger en stilistisch abstracter werd. ‘Miami Vice’ situeert zich op het kantelpunt, waar inhoud net iets te veel plaats lijkt te moeten ruimen voor stijl. Dit maakt de film enkel interessanter, maar de financier zou zijn centen niet terugzien.
Risico van het vak
De eerste noten van ‘Numb/Encore’ (Linkin Park & Jay-Z) barsten los en we bevinden ons te midden van een drukbezochte nachtclub in Miami. Enkele undercoveragenten wachten op de komst van pooier Neptune, die ze gaan klissen vanavond. Het team wordt aangevoerd door Sonny Crockett (Colin Farrell) en Ricardo Tubbs (Jamie Foxx), twee koele kikkers die geboren lijken voor dit werk.
De avond neemt een onverwachte wending wanneer een paniekerige informant opbiecht dat hij enkele agenten heeft moeten verraden. Het is de start van een undercoveroperatie waarbij Sonny en Ricardo aan de slag gaan als koerier voor de gevaarlijke Jose Yero (John Ortiz), die de wereldwijde drugstrafiek leidt van meestercrimineel Montoya (Luis Tosar). De agenten smokkelen grote hoeveelheden drugs de VS binnen en werken zich zo op in het netwerk van de criminelen.
Sonny zal steeds dieper verdwijnen in het undercoverwerk en neemt meer risico’s. Hij krijgt gevoelens voor Isabella (Gong Li), de assistente van Montoya. Hun relatie brengt hen beide in de problemen. Yero argwaant Sonny en Ricardo en doet er alles aan om hen uit te schakelen. Montoya verliest zijn geduld. Isabella moet vrezen voor haar leven. De dreiging voor het team agenten neemt toe, tot het fout loopt.
Verscholen droefenis
De karakterisering van Manns protagonisten toont een heerlijke rode draad in zijn oeuvre. Die personages lijken steevast sterk ogende archetypes – de mannelijke held – maar wiens discipline en professionalisme een middel is om een muur rond zich op te trekken. Het zijn rasechte sad boys die geportretteerd worden als hyperprofessionele lui die verdwijnen in hun werk. Die toewijding is een manier om de eigen zachte aard niet onder ogen te moeten komen en om die te verbergen voor de buitenwereld – zelfzeker, empathisch, beschermend, maar dus ook kwetsbaar. Nooit zullen ze laten merken hoe groot hun woekerende nood aan liefde en zorg is. De agenten en criminelen in Manns films overstijgen de archetypes die ze representeren.
Ik beeld me graag in dat Mann te werk gaat op dezelfde manier als zijn personages – een professioneel man die zich met overgave op het werk stort, een manier om de eigen broze aard terzijde te schuiven. Er schuilt een tere man in hem, net zoals er ook een zit in eerder in deze lijst aan bod gekomen cineasten als Pedro Almodóvar, Julian Schnabel en Michael Haneke.
Hollende kinderbenen
Het is opmerkelijk hoe zelden de pers schrijft over de romantische inborst van Michael Mann. Zijn gewelddadige misdaadprenten zijn voertuigen om in te gaan op de liefdesrelaties van de agenten en criminelen die erin aan bod komen. ‘Heat’ gaat niet over een flik die een rover wil klissen. Die film gaat over de falende relaties die deze mannen hebben met hun vrouwen. Zo gaat ‘Miami Vice’ niet over internationale drugproblematiek, maar over een onmogelijke liefde.
Die onmogelijke liefde raakt me zo (binnen een paar weken komt er nog eentje aan bod in de top 25, die nog veel harder binnenkomt). Aanvankelijk is er spanning, blikken die uitgewisseld worden, een euforie. Agent Sonny en crimineel Isabella vluchten naar Havana, op zoek naar de perfecte mojito. Ze dansen sensueel. De seksscène die erop volgt, is intiem. Maar bij een gesprek op café de volgende dag volgt dat korte, curieuze beeld van de kinderbenen die voorbij de bar hollen – een symbool voor het gezin dat deze twee gedoemde geliefden nooit zullen hebben: “This is a bad idea. And it has no future.” Dit is de frêle man die zichzelf wegcijfert, terwijl dat wat diep vanbinnen knaagt, verscholen wordt: liefde krijgt hier geen voorrang.
Schieten op locatie
Dat Mann een enorme hoop poen kreeg om deze prent in te blikken, is duidelijk. We reizen mee met Sonny en Ricardo over land, zee en lucht. De film werd opgenomen in onder meer de Caraïben, Uruguay, Paraguay en Florida. Er zijn ‘Harry Potter’-films die minder kostten dan deze prent. Het gevolg is dat de regisseur zich volledig kon toewijden aan dat wat zo belangrijk is voor hem: realisme.
Ik kan me geen scène voor ogen halen die op een geconstrueerde set werd opgenomen. Mann hamert op een waarachtigheid en draaide alles op locatie, wat te bewonderen valt. Hij neemt de kijker mee naar echte, gevaarlijke plaatsen – zoals die keer toen er zich een schietincident voordeed vlakbij de set in de Dominicaanse Republiek.
Dat realisme trekt zich door in vrijwel alles. Als professionele filmmaker is Mann iemand die zijn projecten extreem grondig researcht. De manier waarop die undercoveragenten te werk gaan, doet authentiek aan. Hoe ze met elkaar praten, voelt reëel – waarbij ze niet spreken over drugs maar over loads en product. Het geweld komt door die hang naar realisme brutaal binnen. De scène met de agenten die in hun wagen door snipers aan gort worden geschoten staat op mijn netvlies gebrand.
De perfect getrimde snor
Mann staat bekend om een nadrukkelijk stilistische benadering van zijn verhalen, dat in een vreemdsoortige relatie zit met die nadruk op realisme. Dit is duidelijk bij bijvoorbeeld het ontwerp van de personages. Mann cast knappe acteurs en steekt ze in designerkledij. Het lijkt alsof elk personage een stilist heeft die in de coulissen ronddwaalt, klaar om de snorharen van Sonny tot op de millimeter juist te trimmen. De wereld waarin de undercoveroperaties plaatsvinden mag dan wel realistisch worden weergegeven, mij maak je niet wijs dat agenten en criminelen eruit zien als filmsterren. Het gevolg is dat de personages ontzettend cool ogen, wat doorgetrokken wordt naar de hele film: ‘Miami Vice’ ziet er ongelooflijk cool uit. Bijna te flitsend voor zijn eigen goed. Dit is geenszins een verwijt. Ik hou van dat wringen van realisme en gestileerde benadering.
Ik wil graag nog boeken neerpennen over dat wringen, maar dat zou ons te ver brengen. Zo kan ik nog epistels schrijven over de link tussen de cinema van Michael Mann en de schilderkunst van Edward Hopper. Beide kunstenaars benadrukken de relatie tussen onderwerp en ruimte waarin deze zich bevindt en verbeelden eenzame figuren in juxtapositie met specifieke visuele motieven. Je hoeft maar naar de scène te kijken waarin Sonny en Ricardo voor het eerst Yero ontmoeten. De groteske muurschildering achter Yero verbeeldt zijn geschifte aard. De dreiging is reëel: “My mommy and daddy know me.” Colin Farrell speelt hier trouwens de pannen van het dak en bewijst dat hij in de periode 2002-2006 een van de beste acteurs ter wereld was.
Jukebox
Een wel heel vreemde vaststelling is dat Mann met deze film even muzikaal blijkt te zijn als Almodóvar met ‘Hable Con Ella’ – beide films zijn als een dans. Ik vermoed dat dit zowat de eerste keer moet zijn dat iemand een link legt tussen die twee ogenschijnlijk enorm verschillende cineasten. In ‘Miami Vice’ speelt muziek een niet te onderschatten rol, van letterlijk het allereerste tot het allerlaatste beeld.
Halverwege de film is er een opvallende muzikale uitblinker. Sonny en Isabella vlammen met de speedboot richting Cuba, gevolgd door een dansscène in een bar aan de haven. Ze kussen en spenderen samen de nacht. Hier worden drie songs na elkaar op de soundtrack geplaatst – muziek van Moby, Manzanita en Audioslave – die de sequens een buitengewone flair geven. Moby verbeeldt de opwinding om er samen op uit te trekken, Manzanita faciliteert het verleidingsspel en Audioslave spreekt over een hartzeer die seksueel getroost wordt. De songs passen ogenschijnlijk helemaal niet samen, maar in de film lukt dit wonderwel, met een overdonderende impact.
Crescendo
Mann eindigt zijn film op een manier die zeldzaam is. Verhaallogica veronderstelt dat een slotscène een rustherstelling brengt. De climax is net achter de rug en we eindigen met een vredevolle standaardscène, waarin we doorgaans de held en zijn deerne gelukkig samen zien. Het is een beproefde logica die werkt, maar waar meestal weinig origineels mee aangevangen wordt. Mann pakt het anders aan en eindigt zijn prent met een emotioneel crescendo (hij doet trouwens hetzelfde in ‘Heat’).
De finale schietpartij is achter de rug, maar er zijn nog losse eindjes. Ricardo zit in het ziekenhuis bij zijn gewonde vrouw. Sonny helpt Isabella intussen vluchten, maar hun romance zit erop: “Time is luck. Luck ran out.” De song ‘Auto Rock’ van Mogwai komt op de soundtrack, eerst zacht verscholen, om daarna naar de voorgrond te komen en los te breken. Ik voel een regisseur die de middelen van cinema gebruikt om afscheid te nemen van de kijker op een intense manier, waarbij het gevoel heerst dat na het slotbeeld de wereld van de film verder draait – het undercoverwerk zit er nooit op. Dan is er nog dat ogenschijnlijk verwaarloosbaar eindbeeld: Sonny snelt met ferme tred een zij-ingang binnen van het ziekenhuis, op weg naar Ricardo, net nadat hij zijn Isabella heeft moeten laten gaan.
Ik zie een man die zich laat tegenhouden door niets. Hij heeft zonet zichzelf emotioneel moeten verscheuren, maar er is geen tijd voor draling en verdriet. Er is werk te doen.
Waar te zien? VOD (Amazon Prime Video, AppleTV).
Verscheen eerder in deze reeks:
6) ‘Zama’ (Lucrecia Martel, 2017)
7) ‘Amour’ (Michael Haneke, 2012)
8) ‘Memoria’ (Apichatpong Weerasethakul, 2021)
9) ‘Le Scaphandre Et Le Papillon’ (Julian Schnabel, 2007)
10) ‘Blonde’ (Andrew Dominik, 2022)
11) ‘Oldboy’ (Park Chan-wook, 2003)
12) ‘The Lord Of The Rings: The Fellowship Of The Ring’ (Peter Jackson, 2001)
13) ‘Mulholland Drive’ (David Lynch, 2001)
14) ‘La Grande Bellezza’ (Paolo Sorrentino, 2013)
15) ‘Enter The Void’ (Gaspar Noé, 2009)
16) ‘Suspiria’ (Luca Guadagnino, 2018)
17) ‘Gunda’ (Victor Kossakovsky, 2020)
18) ‘Mandy’ (Panos Cosmatos, 2018)
19) ‘Altiplano’ (Peter Brosens & Jessica Woodworth)
20) ‘Spirited Away’ (Hayao Miyazaki, 2001)
21) ‘Silence’ (Martin Scorsese, 2016)
22) ‘Hable Con Ella’ (Pedro Almodóvar, 2002)
23) ‘The Rider’ (Chloé Zhao, 2017)
24) ‘Hunger’ (Steve McQueen, 2008)
25) ‘Good Time’ (Josh & Benny Safdie, 2017)