De 25 van Bert, een kwarteeuw in cinema: 9) ‘Le Scaphandre Et Le Papillon’
Nu 2025 eraan komt, is het tijd om even achterom te kijken. Filmrecensent Bert Potvliege presenteert de vijfentwintig films die hem de afgelopen kwarteeuw het meest beroerden. Een half jaar lang, tot eind december, neemt hij wekelijks de volgende film in de rangschikking onder de loep. Duik mee met hem in al het moois dat Vrouwe Cinema ons geschonken heeft. Deze week, nummer 9: ‘Le Scaphandre Et Le Papillon’ (Julian Schnabel, 2007).
EEN ONSCHERPE ZEE
Films die dromen verkopen over het mooie leven maken me argwanend. Het is cinema die zeemzoeterig kan zijn en die mogen ze wat mij betreft over de muren van Disneyland dumpen. ‘Le Scaphandre Et Le Papillon’ (ook bekend onder de Engelse titel ‘The Diving Bell And The Butterfly’) is een weldoordacht buitenbeentje en bewijst met verve dat het ook oprecht kan. De film had er alle schijn naar een staaltje misery porn te presenteren, maar niets bleek minder waar.
De film is een ontzettend hoopvolle prent, over het leven grijpen met beide handen. Hoofdfiguur Jean-Do is dan wel een aan het bed gekluisterd en gehandicapt man, zijn verhaal wordt doorspekt met een revitaliserend optimisme. Die rooskleurige kijk van Jean-Do heeft een betoverende kracht, die mijn verzuring onder de knoet houdt. We schrijven zeventien jaar na het verschijnen van de film en ik houd die man nog steeds in de armen gesloten.
Iedereen is een patiënt
Regisseur Julian Schnabel is een multidisciplinair talent en ging aan de slag als muzikant, fotograaf, filmmaker, schilder en schrijver. In de jaren tachtig was hij een befaamde neo-expressionistische schilder in New York, bekend van de plate paintings. Hij begon pas films te maken in de jaren negentig. Schnabel was al halfweg de vijftig toen pas zijn derde worp, het prachtige ‘Le Scaphandre Et Le Papillon’, uitkwam. Zijn daaropvolgende film, ‘At Eternity’s Gate’, waarin Willem Dafoe Vincent van Gogh speelde, raad ik ook aan. De regisseur experimenteerde in deze films met het gebruik van de camera, wat tot fascinerende resultaten leidde.
Nu Hugh Hefner er niet meer is, is Schnabel de meest vooraanstaande casual drager van nachtkledij in het openbaar. Hij loopt steevast rond in designerpyjama’s, want zoals hij zelf zegt: “We zijn allemaal ziekenhuispatiënten”. De link met het waargebeurde ‘Le Scaphandre Et Le Papillon’ is groot, waarin een verschrikkelijke handicap van een patiënt als een bevrijding wordt gepresenteerd.
Ik herinner me hoe ik de film op het spoor kwam. In de trailer zat een song van de Texaanse band Explosions In The Sky, waar ik toen aan verslingerd was. Er schemerde een energie door in de beelden, die me benieuwd maakte. Ik wou mijn vrienden warm maken voor de prent, maar die deden deze af als een meer dan waarschijnlijke tearjerker. Iets zei me toen dat Schnabel allesbehalve die weg zou opgaan.
Een oogje dichtknijpen
De film opent met een onscherp beeld van een ziekenhuiskamer in Calais, de point-of-view van een man die de ogen opent. Dit is Jean-Dominique Bauby (Mathieu Amalric), de drieënveertigjarige hoofdredacteur van modeblad Elle. We beleven door zijn ogen hoe hij ontwaakt uit een coma. Hij kan bewegen noch praten.
Een neuroloog geeft het verdict: Jean-Do kreeg een beroerte en moet nu door het leven met het Locked-in syndroom, wat erop neerkomt dat hij volledig verlamd is en enkel nog kan knipperen met één oog. Hij is geestelijk volledig gezond en zit dus letterlijk opgesloten in een lichaam dat niet langer functioneert. “Is dit leven?”, horen we de stem in zijn hoofd zeggen tegen niemand.
Jean-Do heeft een logopediste die hem leert communiceren door te knipogen. Ze declameert de letters van het alfabet tot hij knippert. Zo leert hij woorden en hele zinnen vormen. Maar de levenslust bij de man is weg en hij spelt enkel dat hij wil sterven. Een verpleegster vergeet op het eind van de dag de televisie op zijn kamer uit te schakelen, waardoor Jean-Do een hele nacht een testbeeld met een 1000 Hertz-toon moet verduren. De onmacht is compleet.
Schrijven zonder pen
De arme man beseft dat het zo niet verder kan en stelt zich langzaamaan open voor zijn zorgverleners, door hen eerst en vooral te bedanken. De stem in zijn hoofd spreekt enthousiast over het nog steeds in bezit zijn van een verbeelding en herinneringen. Door ermee aan de slag te gaan, kan hij losbreken uit zijn afschuwelijk gevangenschap.
Deze omschakeling is het moment waarop de film openbreekt, want de eerste helft beleven we uitsluitend door Jean-Do’s ogen. We krijgen hem pas halfweg voor het eerst te zien en de impact hiervan is groot, want de levendige stem die we al een hele tijd horen strookt niet met wat we te zien krijgen: een mens in zo goed als vegetatieve staat.
Jean-Do heeft een doel voor ogen: het schrijven van een boek. Assistente Claude (Anne Consigny) zal met engelengeduld het boek noteren. Elke dag moet ze het alfabet een oneindig aantal keer aframmelen, terwijl Bauby letter per letter dicteert. Het werk neemt een klein jaar in beslag. Het boek heet ‘Le Scaphandre Et Le Papillon’. Deze film is de verfilming van dat boek.
Empathische camera
De film lijkt een kleinschalig drama, maar vergis je niet. Janusz Kamiński, de vaste cameraman van niemand minder dan Steven Spielberg, nam de taak op zich de belevenis van Bauby in beelden te gieten. De camera wordt op de meest inventieve wijze gebruikt opdat de kijker zich in de schoenen van Jean-Do zou kunnen verplaatsen.
Het extreem gebruik van point-of-view-beelden is de sleutel om empathie in het leven te roepen. De kijker beleeft het Locked-in syndroom mee met Bauby. Grote delen van het beeld zijn onscherp, de beeldkaders zijn vaak scheef en er is een grotere willekeur in beweging. Het was een bevrijdende manier van werken voor Kamiński – een mooie thematische link met de boodschap van de film, want ook Jean-Do voelde zich bevrijd.
De narratieve invalshoek maakt de film bijzonder. Mijn vrienden die meenden dat Schnabel een tranendal in het leven zou roepen, waren fout in hun veronderstelling. Met een onderwerp als dit is de hapklare sentimentaliteit vlakbij, maar het is een valkuil die het verhaal moeiteloos omzeilt. Bauby is een personage met flair, humor en allerminst vies van enig vrouwelijk schoon. Hij weigert zich te wentelen in de ellende van zijn situatie en vindt heil in zijn gedachten.
Bauby viert het leven dat hem grotendeels werd afgenomen. Hij heeft niet veel meer over maar wat hem rest, komt in een ongebreidelde en positieve vorm. De film vormt zo een mooie reactie op de lamleggende angst voor de aftakeling en de dood, die diepgeworteld zit in onze cultuur. De film die binnen een paar weken aan bod komt in de top 25, zal zich ook over dit onderwerp buigen, maar op een compleet andere manier.
Lust for life
Schnabels film zet alles in op het verbeelden van een wonderlijke joie de vivre,een visuele vertaling van Bauby’s hoop. De herinneringen aan zijn tijd bij Elle zijn stimulerend en energiek. Er is die mooie zomerse sfeer, zoals wanneer hij bezoek krijgt van Céline (Emmanuelle Seigner). Enkel haar gelaat is scherp, terwijl de compleet onscherpe zee in de achtergrond als een schilderij doet dromen over de schoonheid van de wereld.
Jean-Do ziet zijn kinderen genieten van het strand net naast het ziekenhuis. Simpele zaken als een wapperend gordijn of een bos bloemen naast het ziekbed zijn ontwapenend. Er is ook enige humor, met bijvoorbeeld die twee installateurs van de telefoon. De film wordt nog meer verrijkt door enkele kleine magische toetsen, zoals het beeld van het kleine meisje dat rent door de gang of de kus met de keizerin. Dit alles spreekt over een prachtige levenskracht en een verwondering die grenst aan de ontroering.
Opmerkelijk is dat binnen het kader van die levensvreugde de gedoseerde en weloverwogen emotionele accenten dubbel zo hard aankomen. Een voorbeeld is het telefoongesprek tussen Bauby en zijn vader Papinou (de legendarische Max Von Sydow). Papinou’s “Ik mis je”, gevolgd door zijn tranen, is hard. Ook Bauby laat een traan – een point-of-view-shot van een oog dat nat wordt, wat ik nooit eerder in een film zag.
De wereld ziet er beter uit in het donker
De soundtrack biedt een fijne verrijking voor het geheel. De eerder vermelde levenslust vertaalt zich in lekker klinkende rockmuziek, maar Schnabel grijpt regelmatig ook terug naar een pianomotiefje van Paul Cantelon, dat wondermooi is. De allermooiste needle drop zit in een flashback naar Bauby’s verblijf in Lourdes. Zijn toenmalig liefje was tot op het vervelende af gelovig en kocht er een grotesk Mariabeeld met rood oplichtende aureool. “Ze is uniek”, zegt zijn veel te vroom wegwerplief, terwijl het religieus beeld hun hotelkamer in een rode waas drapeert. Bauby rolt met de ogen en gaat een eindje stappen in de straten. Het is hier dat de song ‘Don’t Kiss Me Goodbye’ van Ultra Orange & Emmanuelle te horen valt: “If you close the door, just turn off the lights now.”
Bauby houdt halt voor een etalage waar net hetzelfde Mariabeeld staat als dat zogezegd uniek stuk in zijn hotelkamer, terwijl Emmanuelle zingt op de soundtrack. Hij ziet zichzelf weerspiegeld in het etalageraam, badend in die rode schijn van de Maagd. Het is moeilijk om uitgelegd te krijgen aan mezelf, maar die blik in Jean-Do’s ogen raakt me zo. Het rode licht, de lege straten, een man kijkt zichzelf aan, in een moment van stilstaan bij het leven en in het ongewisse over het toekomstig lot. Het snijdt diep.
Een acteur zonder voertuig
Een laatste punt om even bij halt te houden, is hoofdrolspeler Mathieu Amalric. Ik zag hem voor het eerst in een bijrol in Spielbergs ‘Munich’, een prestatie die niet onopgemerkt bleef. Enkele jaren later dook hij op als slechterik in het helaas fletse James-Bond-avontuur ‘Quantum Of Solace’. Wes Anderson ontdekte zijn komisch talent en schonk hem een minieme maar hilarische rol in ‘The Grand Budapest Hotel’. Amalric stond er wel afgelopen kwarteeuw, maar nooit kreeg hij een kans zoals hier.
Een acteur speelt expressiever dan een echt mens is en moet emoties nadrukkelijk vertalen in duidelijk te interpreteren lichaamstaal. Als dat lichaam zo goed als uitgeschakeld wordt, dan ontbreekt een acteur letterlijk het voertuig om zijn of haar werk te doen. Toch slaagt Amalric erin me te doen meeleven met Bauby. Ik voel veel voor de mens voorbij dat zo goed als uitgeschakelde lichaam. Hij neemt me bij de hand en toont me hoe mooi het leven kan zijn, waarvoor ik hem voor eeuwig dankbaar zal zijn.
Vergeet-mij-nietje
Een van de redenen waarom ik deze film opneem in de top 25, is dat ik niet wil dat hij verdwijnt in de geschiedenis. De prent is ondertussen zo goed als meerderjarig en ik merk dat er nog zelden over gesproken wordt. In het oeverloos overwegen welke films in de top 25 zouden terechtkomen en waarom, vind ik een steentje willen bijdragen in het in leven houden van een film een wondermooie motivatie. ‘Le Scaphandre Et Le Papillon’ verdient zijn plaats in de filmgeschiedenis. Als je je verwondering over het bestaan verloren bent, laat deze film dan een licht werpen.
Waar te zien? Streaming (HBO MAX) of VOD (Amazon Prime Video).
Verscheen eerder in deze reeks:
10) ‘Blonde’ (Andrew Dominik, 2022)
11) ‘Oldboy’ (Park Chan-wook, 2003)
12) ‘The Lord Of The Rings: The Fellowship Of The Ring’ (Peter Jackson, 2001)
13) ‘Mulholland Drive’ (David Lynch, 2001)
14) ‘La Grande Bellezza’ (Paolo Sorrentino, 2013)
15) ‘Enter The Void’ (Gaspar Noé, 2009)
16) ‘Suspiria’ (Luca Guadagnino, 2018)
17) ‘Gunda’ (Victor Kossakovsky, 2020)
18) ‘Mandy’ (Panos Cosmatos, 2018)
19) ‘Altiplano’ (Peter Brosens & Jessica Woodworth)
20) ‘Spirited Away’ (Hayao Miyazaki, 2001)
21) ‘Silence’ (Martin Scorsese, 2016)
22) ‘Hable Con Ella’ (Pedro Almodóvar, 2002)
23) ‘The Rider’ (Chloé Zhao, 2017)
24) ‘Hunger’ (Steve McQueen, 2008)
25) ‘Good Time’ (Josh & Benny Safdie, 2017)