Lieselot Mariën debuteert met helse reflecties over moederschap

Lieselot Mariën, ‘Als de dieren’
Lieselot Mariën schreef een debuut dat de adem beneemt. Vooreerst is ‘Als de dieren’ een prachtig boek qua vormgeving. De kleur en gladheid van de kaft, het sobere lettertype van de titel, de hoek eraf met de lonkende octopustentakel. Het boek nodigt uit. Kom. Je betreedt als lezer de binnenwereld van een moeder met een postnatale depressie. Je treedt samen met haar binnen in een onderwereld van donkere gedachten.
Helletocht
Het verhaal is ook op die manier opgebouwd. In zeven delen ga je door zeven hellepoorten. We volgen Innana, die volgens de overlevering telkens iets moet afgeven en zo steeds kwetsbaarder en naakter wordt. Uiteindelijk doden ze haar en wordt haar lichaam aan een pin aan de wand gehangen om weg te rotten. Na een redding kan Innana uiteindelijk wedergeboren worden. Maar kan je wel echt terugkeren uit de hel? Blijft niet iets van de onderwereld aan je vel kleven?
Ons hoofdpersonage valt na de geboorte van haar eerste kind ten prooi aan een radeloze wanhoop. Haarfijn, stap na letterlijke stap, analyseert ze wat haar overkomt en haalt ze haar leven uiteen in een periode voor en na de baby. Ook die afdaling is langzaam en eenzaam en wordt indringend beschreven.
Dissociatie op papier
Hoe kan je moeder zijn of worden en tegelijk jezelf blijven? Het hoofdpersonage kan haar nieuwe identiteit maar moeilijk in haar werkelijkheid passen en dissocieert om het leven draaglijk te houden. Ze stapt uit haar huid, gaat tegelijk weg en blijft achter.
De vormexperimenten zijn in dit opzicht grandioos. Je ziet de dissociatie op papier. Mariën werkt met twee kolommen, de vertwijfeling en zoekende gedachten en de zorgtaken die een moeder gedachteloos uitvoert naast een kolom die blanco blijft. Het is een goede vondst, tegelijk symbolisch voor de leegte in het moederschap, en ademruimte gevend aan de zwaarte die het boek onontkoombaar binnensluipt.
Samen onderweg
Het boek bevat vele dieren. Octopussen, wolven, vogels van divers pluimage, noem maar op. Ook een vos kruist het pad van de lezer. Mariën gaat in het dierenrijk op zoek naar parallellen met menselijk moederschap. Geeft de natuur soelaas of verklaringen voor de emotionele toestand en gedachten van het hoofdpersonage?
In het licht van een straatlantaarn zie ik plots een vos op de motorkap van een auto staan. We staan oog in oog, onbeweeglijk, ik, betoverd, en de vos, een en al spierspanning en concentratie. Hij is prachtig. Hij is groot. Hij is wild. Zijn ogen geven licht. Ze trekken me een tussenwereld binnen. Op slag dimmen alle lichten en zwijgt de stad.
Het boek verwijst niet enkel naar dieren of mensen als (zoog)dieren. Het gaat ook over onder meer Vincent Van Gogh, Alice in Wonderland, Pompeï en Emma Hauck. Deze manier van schrijven sluit perfect aan bij de hedendaagse trends van meanderende gedachten van (veelal vrouwelijke) hoofdpersonages en vormexperimenten in internationale en nationale literatuur. In deze autofictieve boeken worden schrijver en hoofdpersonage één persoon.
Als de dieren bestaat uit verschillende fragmenten en gedachten. Er zijn brieven van de schrijver aan haar kind. Regie-aanwijzingen. Urenlange wandelingen door de stad met de baby naast de pijn van depressie en de verwijdering die ze voelt van alles en iedereen om zich heen. Ook die dichtste geliefden kunnen niet meer bij haar komen.
Wanneer hij me voorbijloopt, kust Hannes me haastig, bijna beschaamd, op het achterhoofd, op het plekje waar bij jou de schedel zacht is. Mijn schedel is stug en ondoorlatend en de zoen sijpelt niet binnen.
Droefheid druipt van elke pagina. Het grijpt naar de keel, lijden en pijn aankijken van nabij.
Wonderschoon en zinnenpracht
De gebruikte taal is machtig en groots. Rijk. Woordenschoon en zinnenpracht tuimelen van elke pagina. Het boek dwingt tot stilstaan en nadenken.
Door jouw moeder te worden landde ik ergens op een onstabiele plek in de keten van generaties. Ik werd jouw moeder, maar ook mijn eigen moeder, en de hare. Ik werd herhaling, ik werd verzet. En ik werd verdriet.
Er wordt in het boek weinig echt gesproken. Maar ook stilte kan veelzeggend zijn.
Ik zei: ‘Hij heeft honger.’ Hannes zei: ‘Het gaat straks regenen.’ Niemand zei: ‘Ik heb je nodig.’
Het dieptepunt komt op straat, wanneer het hoofdpersonage het karkas van een schaap in een bestelwagen ziet hangen en niet meer verder kan.
Ik heb stramme benen, het hart van het schaap klopt in mijn keel, mijn rood-wit dooraderde lijf is zo pijnlijk zichtbaar, gevild voor de blik van iedere voorbijganger. Ik ben onwaardig in deze dood. In dit moederschap hangt mijn lijf aan een haal, druipt mijn bloed uit mijn vlees. Kan iemand mijn ogen komen sluiten, ik kan niet meer kijken naar dit beest, naar mezelf, in deze straten zonder genade.
Stuwing
Het verhaal stuwt ons, ondanks het gebrek aan groter verhaal, verder. We willen weten of het hoofdpersonage heelhuids terugkeert uit de onderwereld die zij betreden heeft. We willen weten of ze iets achterliet, of wat ze onderweg verloren is. Is het tout court mogelijk terug te keren van een helletocht? In die zin gaat het boek niet enkel over postnatale depressie maar over elke diepe crisis die een leven tekent.
Het boek is donker, dat is zeker, maar de hel laat geen licht toe. Op zijn best schemering. Zoals de letters van de verschillende kolommen schemeren door de bladzijden van het boek en aangeven dat de vertelling, net als het leven, toch verdergaat.
