Nikki Dekker ontdekt zichzelf in het diepe
Nikki Dekker, ‘Diepdiepblauw’
Een aantal dingen heeft de ik-verteller uit ‘Diepdiepblauw’ altijd al geweten: dat ze zich aangetrokken voelt tot water, jongens én meisjes. Maar vanwaar komt die aantrekking? En waarom is ze ‘anders’? ‘Diepdiepblauw’ is het caleidoscopische verslag van een ontdekkingsreis.
Die reis begint bij de kleine zeemeermin die verliefd werd op de onbereikbare prins. Net zo werden haar bedenker Hans Christian Andersen verliefd op zijn prins Edvard en Dekkers hoofdpersonage op haar vriendin Vicky. Die laatste heeft het sprookje al door: het gaat niet om de prins, maar om zijn leven. Wat de kleine zeemeermin boven alles – ja, zelfs boven die prins – wil, is herkenning. Ze wil deel uitmaken van een wereld waarin haar verlangens normaal zijn.
De levenslessen van zeewezens
Het is een inzicht dat de verteller naar eigen zeggen pas jaren later zou verkrijgen. In de plaats van de reacties van de wereld in vraag te stellen, buigt ze zich vooral over haar eigen seksualiteit en gedrag. Verklaringen vindt ze onder water: ze camoufleert haar verlangens zoals een platvis die binnen enkele minuten de kleur van zijn omgeving kan nabootsen. Wanneer een man haar kleineert, knikt ze en deint ze mee als een zeepaardje dat zich vastklampt aan een waterplant en doet alsof hij er niet is.
Tegelijk toont de zee een bron van mogelijkheden: er zijn hermafrodiete slakken en biseksuele zeehonden. Verontwaardigd vraagt Dekker zich af waarom dat gedrag niet getoond wordt in natuurdocumentaires. Het oude riedeltje van paringsrituelen en oeroude instincten? Een beetje afgezaagd.
Verdwalen in een plakboek
Met die vernuftige parallellen houdt Dekker een pleidooi tegen het vermaledijde hokjesdenken van mensen. Ook haar eigen boek laat zich moeilijk onder één noemer plaatsen. ‘Roman’ pronkt er op het album. Die term lijkt een far stretch te zijn voor de talloze fragmenten die Dekker bij elkaar plaatst en verbindt met een ampersand.
Veel beter kunnen we ons vinden in de term ‘plakboek’ die De Groene Amsterdammer gebruikt. ‘Diepdiepblauw’ lijkt inderdaad nog het meeste op een uiterst persoonlijke verzameling van weetjes, gedachten en herinneringen. Tussen welgekozen feiten over de onderwaterwereld en essayistische passages staan flarden van een leven. Daarin bulkt het van de namen en de toevallige ontmoetingen. Tijdsindicaties zijn er zelden, verdwalen gebeurt snel. En eerlijk is eerlijk: fotoboeken waarin je zelf geen rol speelt, durven al eens te vervelen.
Blijven zwemmen
De chronologie mag dan versnipperd zijn, toch is duidelijk dat ‘Diepdiepblauw’ verre van structuurloos is. Dekker wil alles naast elkaar plaatsen: ervaringen, mislukkingen en mogelijkheden.
“Ik wil dat de tekst me aan de hand neemt, observaties met me deelt, dialogen voor me uitschrijft en me laat zien hoe een ander zich door het leven heen slaat”
Om echt meeslepend te zijn, was ‘Diepdiepblauw’ misschien gebaat geweest bij een strengere selectie en een beter evenwicht tussen psychologie en weetjes. Maar hoe verder je vordert, hoe meer er een rode draad als een reddingslijn voelbaar wordt. Tussen alle witregels en ampersands ontwikkelt zich een broos coming-of-ageverhaal, waarin de verteller haar seksualiteit meer en meer accepteert en omarmt. Weinig doet het er toe waar water vandaan komt, het punt is om te blijven zwemmen.