Jeder Mensch ist ein Abgrund: Opera Ballet Vlaanderen doet duizelen met ‘Wozzeck’

Jeder Mensch ist ein Abgrund: Opera Ballet Vlaanderen doet duizelen met ‘Wozzeck’

Opera Ballet Vlaanderen, ‘Wozzeck’ 4 out of 5 stars

Er is werk dat blijft beklijven. ‘Woyzeck’ bijvoorbeeld. Hoewel onvoltooid gebleven door de vroegtijdige dood van Georg Büchner in 1837, blijft diens theaterstuk zowel makers als publiek fascineren. Pas in 1913 werd een eerste productie voor de bühne gerealiseerd, en nog geen decennium later vormde componist Alban Berg de tekst om tot een operalibretto. Tot op vandaag vormt ‘Wozzeck’ een overrompelend exempel van de expressionistische opera. Ongeveer anderhalf decennium na een enscenering van Guy Joosten, is het niemand minder dan Johan Simon die de honneurs waarneemt bij Opera Ballet Vlaanderen.

Simons is met 78 jaren op zijn teller inmiddels aan zijn vierde ‘Wozzeck’ toe, zij het dat de man nooit eerder de opera regisseerde, wel de theatertekst. Het is Wozzecks positie als sociale en maatschappelijke paria die de maker aantrekt. Conceptueel voert Simons het titelpersonage niet op als een neuroticus die in ijltempo de pedalen verliest, integendeel: de regisseur verbeeldt de handeling helemaal vanuit de ervaring van de protagonist. Zodoende blijkt niet zozeer hijzelf een waanzinnige, doch veeleer lijkt er iets serieus mis met de wereld om hem heen.

Simons typeert de commandant, waarvoor Wozzeck bijklust als barbier, en de dokter, die experimenten op hem uitoefent, als burleske karikaturen waarin nauwelijks nog menselijkheid te bespeuren valt. Ook de volkse scènes in de kroeg meet de regisseur een exuberant idioom aan, evenals de nar die plots ten tonele verschijnt. Stilistisch kiest Simons voor een nadrukkelijk onnatuurlijk-expressief register, waar Wozzeck niet zelden met verbijstering naar zit te kijken. Die omkering van de klassieke lezing, waarin doorgaans gefocust wordt op Wozzecks afglijden richting (zelf)vernietiging, is bijzonder interessant, en wel omdat het personage in deze hoedanigheid talloze verschoppelingen symboliseert, die voor hun systematische verdrukking geen andere taal vinden dan willekeurig geweld.

Als dusdanig begrijpt Simons het personage Wozzeck als een sensitieve ziel die het onrecht dat hem wordt aangedaan enkel op de meest destructieve wijze kan kanaliseren. Dat noopt het publiek om onderweg echt te proberen luisteren naar de hallucinaties en visioenen van het karakter, en in hem een menselijke poëzie te ervaren die door zijn barbaarse omgeving wordt gefnuikt. Scenograaf Sammy Van den Heuvel ontwierp daarbij een claustrofobisch decor, waarvan de scheve wanden aanvoelen als een kerker, en preluderen op een nakende ineenstorting.

Toch gloort er ook humor en hoop doorheen de mise-en-scène. Normaal duiken enkel in de laatste van de in totaal vijftien scènes kinderen op, meer bepaald als Wozzecks nakomeling te horen krijgt dat er een lijk gevonden is. ‘Hop-hop!’, zo repliceert het kind. Deze kreet werd het adagium van het voorbije seizoen bij Opera Ballet Vlaanderen, een metafoor voor het optimisme eigen aan kinderen. Zij kunnen en moeten, zelfs wanneer ze met dood en verderf in aanraking komen, vooruit, richting een toekomst die ze zelf vormgeven.

In de laatste minuut van de opera laat Simons een groep weifelende kinderen zien. Zullen zij zich aan de kant van de verdrukte scharen, en keren zij zich af van de gevestigde orde? De regie weigert dit vraagstuk gratuit te beantwoorden, want Simons brengt de kunst van het interpreteren in de praktijk als het gelijktijdig openhouden van diverse perspectieven. Vandaar dat hij kiest voor emblematische kostuums die de personages sterk karakteriseren doch hen niet reduceren tot een welomlijnd idee. De strakke geometrie van de door Greta Goiris en Flóra Kruppa virtuoos ontworpen kledij sluit overigens perfect aan bij de kubistische scenografie en de expressionistische partituur.

Het leeuwendeel van de scènes voorziet Simons van woordeloos commentaar door het kinderkoor. Alleen al het in stilte bezien van de handeling reflecteert zin voor kritiek, en openbaart een alternatief voor Wozzecks verstandsverbijstering. Zo identificeert de zaal zich niet alleen met de antiheld, maar ook met de kinderen, die verloren lopen in een universum waar mensen zo ontzettend wreedaardig tegenover elkaar staan. Hoewel hij met zijn vondsten nergens groots uitpakt, zijn het Simons kleine ingrepen die Bergs opera in een meer relevant en gevoelsmatig toegankelijker kader plaatsen, wat een niet te onderschatten verdienste is voor een werk dat niet zelden hermetisch aandoet.

Ook dirigent Alejo Pérez laat trouwens een intrigerend licht schijnen op Bergs partituur. Logisch is dat het huisorkest zich niet kan meten met geroutineerde musici die op de grootste internationale podia zeer frequent werk uit het interbellum opvoeren. Wie geen schoonheidsfouten verdraagt, is er dus aan voor de moeite. Wat de verschillende orkestsecties wel verdienstelijk neerzetten, is een homogene klank waaruit Bergs ettelijke referaten eenvoudig te destilleren zijn. Pérez trekt dus de kaart van een interpretatie waarin stijlelementen nadrukkelijk naar de oppervlakte komen. Of anders gezegd, zijn baton stuwt het orkest niet alleen vooruit, het ontleedt ook. Voor minder geoefende oren kan dit niet anders dan dankbaar zijn.

Robin Adams zet ten slotte een indrukwekkende Wozzeck neer. Ruim anderhalf uur staat hij quasi non-stop op de planken, in wat een – althans in operatermen – bijzonder fysieke en geëngageerde vertolking is. Zijn vocale prestatie heeft er bovendien geenszins onder te lijden. Magdalena Anna Hofmann profileert zich dan weer als een sterke en eigengereide Marie, wat ze zowel met haar stem als met haar lichamelijke vertolking uitwasemt. Verder blijft ook Martin Winklers prettig gestoorde typering van de dokter bij, alsook James Kryshaks huiveringwekkende rol van commandant.

Zonder ook maar ergens pamflettair te worden, hertekent Simons deze operaklassieker tot een deels introspectieve en suggestieve ervaring. Tegenover de expressionistische partituur komen immers mysterieuze tableaux en een onverwacht invoelbare psychologie te staan. Klank en beeld schuren dus niet, maar nuanceren en diepen elkaar uit. In de maalstroom van Bergs radicale grammatica een visueel vocabularium aanboren dat openheid en zelfs hoop toelaat? Het is slechts regisseurs gegeven die hun vak door en door verstaan…

Gezien & gehoord in Opera Antwerpen op 1/6/2025.
Copyright foto: Annemie Augustijns

Related Images: