Het lichaam als wapen: geen vrouwonvriendelijke ‘Salome’ bij Opera Ballet Vlaanderen

Het lichaam als wapen: geen vrouwonvriendelijke ‘Salome’ bij Opera Ballet Vlaanderen

Opera Ballet Vlaanderen, ‘Salome’ 4 out of 5 stars

Een half decennium terug nog nauwelijks bekend, vandaag een regelrecht begrip in theater- en operakringen: Ersan Mondtag zag zijn ster de voorbije jaren snel rijzen. Toen de piepjonge regisseur, decor-, en kostuumontwerper in 2020 bij Opera Ballet Vlaanderen debuteerde in het genre met een eigenzinnige interpretatie van ‘Der Schmied von Gent’, ontging niemand dat de Duitser de visie zowel als het lef had om vanuit een uniek visueel universum en een kolderieke lichtzinnigheid met opera aan de slag te gaan. Dat zijn werk inmiddels internationaal wordt opgepikt, dankt Mondtag mede aan een tweede regie voor hetzelfde huis.

Was ‘Der Silbersee’ (2021) nog een anarchistische stijloefening waarmee Mondtag de grenzen van het medium opzocht, dan is deze ‘Salome’ klassieker opgevat. Toch verlaat de regisseur wederom de geijkte paden: hij interpreteert Strauss’ klassieker weliswaar strikt vanuit het libretto, maar de morele principes die aan zijn lezing ten grondslag liggen, zijn radicaal hedendaags. Deze productie laat ‘Salome’ kortom niet zien als een psychoanalytische parabel over ontwakende seksualiteit of als dissectie van het kruispunt waar macht, ethiek en verlangen tragisch verknoopt geraken. Mondtag trekt immers drastisch de vrouwelijke kaart, waarbij Salome haar door begeerte ontmenselijkte lichaam instrumenteert om een door patriarchale krachten geregeerde wereld omver te werpen.

Nochtans is het initieel niet helemaal duidelijk waar Mondtag precies heen wil. Soldaten in futuristische uitdossing, een monumentaal decor dat refereert naar de propaganda van de Sovjetarchitectuur, Johannes De Doper gehuld in lompen die lijken te dateren van het begin van onze jaartelling naast een handvol kalasjnikovs: de aankleding laveert schijnbaar doelloos tussen uiteenlopende tijdvakken, maar gaandeweg blijkt dat net die historische frictie de toeschouwer bij de les houdt. Van zodra Salome zich gevangen weet tussen het morele absolutisme van een godsdienstfanaticus en de schier onstilbare huidhonger van haar stiefvader, wordt haar onderdrukking exemplarisch voor geknechte vrouwen door de eeuwen heen.

Vanuit een hem typerend, haast cartoonesk register laat Mondtag zijn Salome een paradigmashift realiseren. Centraal daarbij staat de beruchte ‘Dans van de zeven sluiers’, door Strauss gecomponeerd als een exotisch en voluptueus exces, als het ware een muzikale afbeelding van de geseksualiseerde male gaze ten aanzien van het vrouwenlichaam. Mondtag weigert mee te gaan in wat gerust een vrouwonvriendelijke opvoeringstraditie mag genoemd worden, door Salome in een gepersifleerd lustballet haar machtsgreep te laten organiseren.

Doorheen de komische dimensie weeft Mondtag traumatische herinneringen van de brutale kolonisatie van Salome’s lichaam. Dat markeert een helder omslagpunt, waarbij haar lichaam niet langer lijdend voorwerp is, maar verwordt tot wapen, tot instrument dat paal en perk stelt aan de erotische terreur over haar lijf. Terecht ziet Mondtag een parallel tussen de dictatuur van Herodes’ driften en de weigering van Johannes De Doper om Salome als mens te aanschouwen. Geen van beide mannen werpt een blik voorbij de dominante denkkaders die zij hun omgeving opdringen.

Borsten, billen en een plukje schaamhaar worden, van zodra Salome en haar gevolg hebben besloten om het heft in eigen handen te nemen, niet langer weggemoffeld. Met op expressionistische leest geschoeide hyperbolen onderstreept Mondtag vestimentair dat de vrouwen zich niet meer zullen laten ketenen door een traditioneel mannelijk verwachtingspatroon. In diezelfde lijn laat de regisseur de feministische revolutie ontaarden in een bloedbad dat zowel hilarisch als huiveringwekkend aandoet, met ontregelende tableaux waar humor en verschrikking met elkaar wedijveren. De samenhang met Strauss’ overdadige partituur, waarin romantiek en nachtmerrie evengoed een onderling walsje inzetten, is frappant: dit is een operaregie die, zij het vanuit een radicaal moderne invalshoek met radicaal moderne middelen, hand in hand gaat met de partituur.

Chefdirigent Alejo Pérez kiest, aansluitend bij Mondtags conceptuele thriller, voor een lezing waarin vooral de stomende energie en de veelheid aan affect en effect op de voorgrond komen te staan. Het huisorkest klonk zelden zo transparant en trefzeker, terwijl Strauss’ meesterwerk als een van de moeilijkste partituren van begin 20ste eeuw te boek staat. Perez mag dan nalaten om detailleringen helemaal uit te werken, hij doet dat met een uitstekende reden: de partituur behapbaar houden, en de muziek als narratief gegeven in een langgerekte boog richting een adembenemende finale te stuwen.

Op vocaal vlak blijkt Astrid Kesslers stem niet opgewassen tegen de extreme uitdagingen die de titelrol stelt, maar haar fysiek moedige en toch fragiele vertolking dwingt respect af. Ster van de avond is evenwel Thomas Blondelle, die grossiert in een ranzig aandoende maar muzikaal verfijnde interpretatie van vorst Herodes. Mondtag vergroot diens excessen uit op een zodanig vanzelfsprekend 21e-eeuwse manier, dat het concept helemaal niet meer vanzelfsprekend is voor de operabühne. Bijgevolg hoort en ziet het publiek een productie die het oor begeestert, het oog overrompelt en het brein uitdaagt. Wat kan een mens nog meer van opera verlangen?

Gehoord & gezien in Opera Antwerpen op 18/12/2024.
Copyright foto: Annemie Augustijns

Related Images: