De onweerstaanbare poëzie van kinderlijke anarchie: Opéra de Lille viert haar honderdjarig bestaan met onbevangen verbeelding
Opéra de Lille, ‘La Chauve-Souris’
Een operette van de jonge Johann Strauss opvoeren in een andere taal dan het Duits? Het klinkt als je reinste blasfemie, en toch valt er iets voor te zeggen. Muziektheater hertalen was decennialang immers courante praktijk, want voor de uitvinding van de ondertitel was het niet ongewoon om de taal van een opera of operette aan te passen aan het publiek. Niet eens heel lang geleden keek men absoluut niet vreemd op bij een Wagneruitvoering in het Frans of een Duitstalige Verdi. ‘Die Fledermaus’, de beroemdste operette van Wenens onbetwiste walskoning, omvormen tot ‘La Chauve-Souris’ was dus geen gek idee. Zeker niet in de wetenschap dat het libretto teruggrijpt naar een in oorsprong Frans blijspel.
Om haar honderdjarige bestaan luister bij te zetten, sluit Opéra de Lille het huidige seizoen af met een feestelijke orgelpunt. Als geen ander werk leent ‘Die Fledermaus’ zich tot een hilarisch festijn der lichtzinnigheid, voor de gelegenheid door niemand minder dan Laurent Pelly vanuit diens kinderlijke intuïtie op scène gebracht. Hoe eenvoudig ook de aankleding, Pelly ent zijn enscenering op de traditie van de operette. Het openingsbeeld refereert niet toevallig naar het klassieke bühnebeeld van een deurenkomedie, hoewel de regisseur meteen een knipoog toevoegt onder de vorm van een deur onderaan het podium.
Ook de omkadering zet Pelly eenvoudigweg op zijn kop: eerst met een schots en scheef getrokken ruimte, gaandeweg met uit elkaar bewegende muren. De regisseur laat op die manier de werking van zijn komische register zien, waarin het theater als maskerade maximaal gefêteerd wordt. Geloofwaardigheid is geen streefdoel binnen Pelly’s idioom, dat integendeel het feeërieke en speelse accentueert, helemaal in lijn met Strauss’ partituur. Ook in de orkestbak grossiert immers de persiflage, waarbij burgerlijke etiquette en de schone schijn van de beau monde met een glimlach van oor tot oor te kijk wordt gezet.
In het tweede bedrijf integreert Pelly probleemloos hedendaagse franjes, zoals exuberante dansjes en een heuse partytent. Daarmee oogt de regie modern, terwijl Pelly niettemin uit de buurt blijft van nieuwerwetse tendensen. Net zo goed voert hij immers archaïsch aandoende baljurken op, en laat hij de heren van stand in onderbroek rondhossen van zodra de gelegenheid zich voordoet. Deze mix van tijdloze, onnozele kolder en snuifjes eigentijds ornament, houden Pelly’s regieconcept in evenwicht, en waken erover dat het geheel nimmer intellectueel pretentieus of onwerelds esthetisch oogt. Niettemin is de aankleding, van de haast infantiele decors tot de aanstekelijke persoonsregie, geestig om zien. Wat wil een mens nog meer?
Spektakel in de orkestbak, misschien? Dat krijgt het publiek ook, hoewel slechts ten dele. Met het Orchestre de Picardie onder haar hoede, kiest Johanna Malangré voor een afgemeten Strauss, waarin de dirigente stringent ingrijpt. De opzichtigheid van menig wals stopt het opkomend Duitse talent niet onder stoelen of banken, en originele klankkleuren al evenmin. Subtiliteit is hoe dan ook geen troef van deze partituur, en allicht trekt Malangré daarom radicaal de kaart van de hyperbool. Door het weeïge muzikale palet vol demonstratieve kluchten nog extra aan te dikken, versmaadt ze echter elk raffinement. Per slot van rekening legt Strauss onder zijn aangedikte affectueuze honinglaag prettige detailwerking, die Malangré ondergeschikt maakt aan de overduidelijke komische teneur. Wat niemand kan miskennen verder aandikken, betekent helaas platitudes toelaten.
Gelukkig zijn er de vertolkingen van onder meer Marie-Eve Munger, Franck Leguérinel en Eddy Letexier, stuk voor stuk interpreten die vocale acrobatie hand in hand laten gaan met een aanstekelijk esprit in de hoedanigheid van acteur. Dat Pelly er wederom in slaagt operazangers zodanig te regisseren dat ze de artificiële pose eigen aan hun metier weten om te vormen tot een charme, getuigt van ’s mans vermogen om een ploeg te besmetten met een naïef enthousiasme dat zich al snel epidemisch door de zaal verspreidt.
Deze ‘La Chauve-Souris’ mag er dan een zijn zonder grootse artistieke merites, precies in de bescheiden ambities schuilt een feilloos aanvoelen van hoe ‘Die Fledermaus’ een publiek vandaag nog kan bekoren. Eens te meer verleidt Pelly met de onweerstaanbare bekoring van zijn onbevangen verbeelding. De jonge Strauss zou er goeddunkend om gegrinnikt hebben, zoveel is zeker…
Gezien in Opéra de Lille op 17/06/2024.
Copyright foto: Simon Gosselin