Puccini zonder uitroeptekens: De Munt vrijwaart ‘Turandot’ van stroperige kitsch

Puccini zonder uitroeptekens: De Munt vrijwaart ‘Turandot’ van stroperige kitsch

De Munt, ‘Turandot’ 4 out of 5 stars

Om en bij de tien jaar deed Giacomo Puccini aan het einde van 19e eeuw over het componeren van achtereenvolgens ‘Manon Lescaut’, ‘La bohème’, ‘Tosca’ en ‘Madama Butterfly’. Deze vier opera’s vestigden onmiddellijk zijn reputatie als gedoodverfd opvolger van Giuseppe Verdi, die met zijn indrukwekkende oeuvre de Italiaanse opera eigenhandig onsterfelijk maakte. Ondanks het krediet dat Puccini genoot bij het publiek, begon zijn productie vanaf de eeuwwisseling opvallend te tanen. Over mogelijke redenen is vaak gespeculeerd, maar zeker is dat het vanzelfsprekend mediterraans getinte idioom vanaf ‘La fanciulla del West’ plaats ruimde voor andere klankwerelden.

Puccini’s laatste en onvoltooid gebleven opera ‘Turandot’ is daar zonder twijfel het meest sprekende voorbeeld van. Met het Chinese keizerrijk als decor, kleurt de partituur evident oriëntaals. Decennialang is de exotische teneur van deze partituur begrepen als een uitwas van een romantische traditie die inmiddels door vernieuwers voorbij was gestreefd. Wat echter als Puccini precies door Oosterse folklore te omarmen moderniteit kon binnenhalen, zonder te moeten zondigen tegen zijn eigen esthetische principes?

Wie de partituur van ‘Turandot’ vanuit deze optiek benadert, ziet zich niet geconfronteerd met pathetische tranerigheid die in het interbellum een gênant atavisme was. Wel integendeel: nieuwe tendensen op vlak van harmonie integreert Puccini feilloos in een werk dat inhoudelijk laveert tussen een nieuwe en een oude wereldorde, tussen liefde en angst, tussen Westers en Oosters. Een lezing waarin de moderniteit meer dan de emotionele bombarie centraal komt te staan, verdraagt uiteraard geen koketterie in de orkestbak en geen exuberante vocale krachttoeren. Dat dirigent Ouri Bronchti, die tijdens de eerste repetitieweken de fakkel van de ziek geworden Kazushi Ono overnam, een slanke en feeërieke klankwereld evoceert, hoeft dus niet te verwonderen.

Waar menig dirigent zou zwichten voor grandeur en hartstocht, neigt Bronchti veeleer naar het gracieuze en het subtiele. Het siert tenor Stefano La Colla (Calaf) en sopraan Ewa Vesin (prinses Turandot) dat zij hun emotionele palet emotioneel verbreden en hun partijen niet tot larmoyante karikaturen herleiden om zelf te kunnen schitteren. Het betrekt hun vertolkingen, trouwens net als die van Venera Gimadieva (Liù), ongewoon nauw bij het orkestrale weefsel, dat Bronchti pertinent weigert uit te buiten in functie van monumentaal effect.

Bij een dergelijke geraffineerde muzikale benadering past een gedurfd regieconcept waarin de oorspronkelijke setting een meer hedendaags elan krijgt. Beeldend kunstenaar en voormalig modeontwerper Christophe Coppens, reeds voor de vierde keer te gast bij De Munt, hertaalt het eeuwenoude China naar de besloten wereld van de Oosterse high society, waar het traditionele normen- en waardenbestel komt te vervagen vanuit een ongebreidelde hang naar het exclusieve.

Coppens vraagt van het publiek om het libretto niet letterlijk te lezen, en precies de allegorische transpositie naar een herkenbaar tijdvak opent de deur naar meer doorvoelde psychologisering van de personages. Turandot ontroert niet als onwerelds naïef schepsel, maar vanuit de gekwetstheid die onlosmakelijk met haar geprivilegieerde positie samenhangt. Ook het maniakale van Calafs fixatie op Turandot krijgt in deze regie extra aandacht, en verdiept zodoende het onderliggende gevoelsmatige spanningsveld tussen beide polen. Coppens ensceneert kortom geen sentimenteel epos over onmogelijke liefde, maar stelt zich de wezenlijke vraag naar het hoe en waarom van zowel aantrekkingskracht als liefde – begrippen waar zowel Calaf als Turandot mee overhoop liggen.

Net zoals in voorgaande producties komt Coppens niet op de proppen met een drammerig narratief waar het libretto van A tot Z op geprojecteerd wordt. Integendeel kiest hij ervoor om het publiek met een uitgelezen mix van innemende weelderigheid, ongecompliceerde humor en symbolische rijkdom te verleiden tot een alternatief, enigszins vrijblijvend relaas. De rol van Altoum door een vrouw laten vertolken, Calafs gezongen finale digitaal laten aanvreten en het geheel als een uit de hand gelopen nachtmerrie kaderen: de puristen zullen allicht mokken, maar dankzij dergelijke keuzes boort Coppens een interpretatief spectrum aan dat voorbij gaat aan de specificaties van het door hem gekozen regieconcept.

Als visueel weerwoord op de inhoudelijke pathetiek fabriceert Coppens onder meer een sculptuur met bewegende ledematen, een smeulend boeket en een schede waaruit een dode wordt geboren. Onvergetelijke metaforen zijn het, beelden die zuurstof geven aan de chronische ademnood van Puccini’s haast neurotische personages. In weerwil van de uitroeptekens die uitvoerders de voorbije eeuw naast onsterfelijke operaklassiekers als ‘In questa reggia’ en ‘Nessun dorma’ hebben geplaatst, kiest deze artistieke equipe voor komma’s en gedachtestreepjes. De Munt ontdoet ‘Turandot’ kortom van haar somptueuze kitsch, en reveleert onder het stroperig geworden omhulsel frêle menselijkheid, van deze en van alle tijden.

Gehoord & gezien in De Munt op 14/06/2024.
Copyright foto: Matthias Baus

Related Images: