Seul le rien est éternel: ‘Bovary’ hertaalt existentiële leegte naar muzikaal banket

Seul le rien est éternel: ‘Bovary’ hertaalt existentiële leegte naar muzikaal banket

De Munt, KVS, Théâtre National Wallonie-Bruxelles & Teatre Nacional de Catalunya, ‘Bovary’ 3 out of 5 stars

Hoe transponeer je een roman van niet geringe omvang naar een opera van om en bij de twee uur muziek? In geval van ‘Bovary’ ging dat eerst via een toneelbewerking, die in volle coronacrisis als een theaterfilm gecreëerd werd. In dertien taferelen schetst librettist Michael De Cock de neergang van een vrouw geketend door de sociale axioma’s van haar tijdsgewricht. Geknecht door haar vrouwelijke sekse, is het echter in de eerste plaats existentiële verveling waaraan Flauberts legendarische personage ten onder gaat.

De roman bewerken tot een opera, betekent logischerwijs het aantal rollen terugbrengen tot een werkbaar minimum. In De Cocks adaptatie blijven slechts drie personages over: Emma Bovary, haar wederhelft Charles, en hun dochter Berthe. De overige relevante karakters worden vertolkt door figuranten, terwijl een klein gemengd koor de handeling becommentarieert. Precies deze compacte bezetting maakt de keuze om het narratief door Emma’s ogen te bezien verre van onlogisch. Zij is per slot van rekening de motor van de tragedie.

Muzikaal beperkt Harold Noben zich niet tot vaste stijlprincipes. Van scène tot scène ademt het beknopte instrumentarium een andere sfeer, waarbij de componist vrijuit grabbelt in de muzikale tradities van de voorbije twee eeuwen. Zijn taal is eclectisch, streeft niet naar de expressie van absolute idealen en charmeert met geestige citaten. Werk van collega’s, of een orkest dat ineens middenin een passage lijkt te gaan stemmen: humor maakt latent deel uit van Nobens grammatica, en wordt met veel naturel naast melancholie, extase en drift geplaatst.

Via zijn muziek typeert Noben het titelpersonage als gevoelsmens par excellence: iemand die existeert op de cadans van haar impulsen. Het levert een voor de zangers virtuoze partituur op, maar noch Ana Naqe, noch Oleg Volkov bijten er hun tanden op stuk. Het duo geniet zichtbaar van de intertekstualiteit en van de affectieve extremen. De toewijding van beide vertolkers mag uitzonderlijk heten, hoewel het jammer is dat Nobens idioom strikt binnen klassieke vocale texturen blijft. Het verrukkelijke spectrum dat de componist met instrumentaal ensemble bestrijkt, staat in contrast met een beduidend minder heterogene behandeling van de stemmen.

Muzikale merites zijn er te over, mede dankzij de leidende hand van Debora Waldman. Deze ‘Bovary’ kampt echter met twee serieuze problemen. Ten eerste is er de epiloog, waarin dochter Berthe het nodig vindt om Flaubert aan te klagen. Wat weet een man per slot van rekening van vrouwelijk verlangen, klinkt het. Ook zou Emma’s uiteindelijke zelfmoord de resultante zijn van een patriarchaat belichaamd door de schrijver. Pardon? Mogen we nog veronderstellen dat de kunstenaar via zijn artisticiteit fulmineerde tegen de verstikkende moraal van zijn tijdsgewricht? Flaubert schuldig achten omdat hij de mores van zijn samenleving onder de loep neemt, is een wel erg bizarre kronkel. Dat feministische slogans in de finale onverholen worden vertoond, staat haaks op de teneur van de rest van de opvoering. Wie kwam op het idee dat een dergelijke pamflettaire voetnoot inhoudelijk zou bijdragen aan de opvoering?

Het slot is evenwel slechts het tenenkrullende orgelpunt van een regieconcept dat geregeld de wenkbrauwen doet fronsen. Zoals gezegd concipieerde Michael De Cock zijn libretto in afzonderlijke taferelen, die als een uitgesponnen flashback worden opgevoerd. Regisseuse Carme Portaceli voorziet de fragmenten van oubollige decortekeningen, als uitdrukking van het rurale karakter waarbinnen Emma’s verveling – de kiem van haar excessen – wortel schiet. Naast deze historische situering plaatst Portaceli evenwel een hedendaagse realiteit met pakjesbezorgers en smartphones. Het zijn verkrampte pogingen om een 19e-eeuws verhaal in het hier en nu te situeren.

Gezien de handeling vanuit Emma’s beleving gestalte krijgt, is er bovendien nauwelijks dramatische interactie tussen de personages. De taferelen zijn veeleer beschrijvend opgevat, wat een uitdaging vormt voor de enscenering. Portaceli streeft naar sprekende tableaux, die het publiek via een onontkoombaar rollende band – de verglijdende tijd treffend verbeeldt – effectief de revue ziet passeren. De langzame bewegingen verhullen allesbehalve dat Emma’s leven stil staat. Al haar grillen lijken gedoemd haar terug te werpen op de fantasieloze bourgeois Charles, die alles belichaamt dat Emma niet is, of niet wil zijn.

Aan de tragische teneur, die Portaceli met weinig middelen toch beeldig weet op te roepen, wil zij net als Noben enige lichtheid toevoegen. Haar pogingen zijn verdienstelijk, maar ze mislukken. Emma in een roze prinsessenjurk? Het koor met verstuivers in de aanslag? Het hoofd van Charles op een pancarte? Allemaal draagt het betekenis, doch de visuele uitwerking is ronduit potsierlijk. Als men de epiloog buiten beschouwing laat, dan slagen De Cock en Noben met vlag in wimpel in het spitsvondig heruitvinden van een literaire klassieker op maat van de 21e eeuw. Portaceli doorstaat die vuurproef niet. Haar regie vergaloppeert zich niet continu, maar deze creatie verdient beter dan de resem gênante uitschuivers waar zij zich op laat betrappen.

Gezien in Théâtre National Wallonie-Bruxelles (Brussel) op 19/4/2025.
Copyright foto: Pieter Claes

Related Images: