Het ‘ik’ als onmogelijk ‘ander’: Opera Ballet Vlaanderen kijkt voorbij folklore en kolonialisme
Opera Ballet Vlaanderen, ‘Madama Butterfly’
Het libretto van ‘Madama Butterfly’ samengevat in één woord? Wachten! Voor het aan een Amerikaan uitgehuwelijkte meisje Cio-Cio-San staat de tijd jarenlang stil, terwijl ze reikhalzend uitkijkt naar de terugkeer van haar echtgenoot. Wanneer die uiteindelijk opdaagt, is het om hun zoon mee te nemen naar zijn heimat. Madama Butterfly, het koosnaampje van de Oosterse schone en meteen de titel van wat een van Puccini’s beroemdste werken is, verliest daarmee haar laatste bezit, waarna het leven haar niets meer te bieden heeft. Groots georkestreerd verlangen, het larmoyant cultiveren van een onmogelijke romantiek en de obligate noodlottige afloop: de opera bevat zowat alle ingrediënten om voor clichématig exempel van het genre door te gaan.
Een nieuwe productie aan een gemiddelde artistieke equipe uitbesteden, levert geheid een voorspelbaar resultaat op. Om dat te vermijden klopte Opera Ballet Vlaanderen aan bij Mariano Pensotti, die met scenografe en kostuumontwerpster Mariana Tirantte de inhoud van de opera heroverwoog. Het Argentijnse duo schrapte niet alleen elke folkloristische verwijzing naar het historische Japan, maar kleedde de enscenering helemaal uit. Op een bühne waarop louter witte en zwarte tinten te zien zijn, aangevuld met een handvol symbolische elementen en spiegelende oppervlakken, komt het wezenlijke drama van het titelpersonage zonder verdere opsmuk centraal te staan. Cio-Cio-San wil als mevrouw Pinkerton door het leven gaan, kortom zij doet er alles aan om samen te vallen met een onbereikbaar toekomstvisioen – het ‘ik’ als onmogelijk ‘ander’.
Aan deze tijdloze reflectie over hoe de aspiratie anders te zijn het biografisch narratief van een individu mee vormgeeft, koppelen Pensotti en Tirantte evenwel een alternatief en expliciet hedendaags register. Via video en geprojecteerde tekst introduceren zij een fictieve regisseur genaamd Maiko Nakamura, die zogezegd deze ‘Madama Butterfly’ geregisseerd heeft. Dit personage is het negatief van Cio-Cio-San, want waar Puccini’s karakter hunkert naar een onmogelijke toekomst, tracht de regisseur terug te keren naar het Nagasaki van haar grootouders, naar haar land van herkomst, naar een bestaan voor ze naar Europa vertrok. Net als Cio-Cio-San droomt Maiko Nakamura van een ander ‘ik’, van een leven onder andere voorwaarden. Beide personages worden echter fataal geconfronteerd met de nietsontziende werking van de tijd, waarvan de onverbiddelijke tegenwoordigheid hun gekoesterde illusies in rook doet opgaan.
Het achterliggend artistiek procedé is weliswaar kunstmatig: scherp gesteld wordt de gefingeerde Maiko Nakamura op het libretto geprojecteerd om een modern elan toe te voegen, terwijl dit register los staat van het scenisch-muzikale gebeuren. Pensotti en Tirantte bestuiven het bühnebeeld echter met Nakamura’s ideeën, bijvoorbeeld door via verschuivende projecties van eenzelfde boom – een concept van de vermeende regisseur – het verstrijken van de seizoenen weer te geven. In de begeleidende teksten, die verhalen over hoe Nakamura deze ‘Madama Butterfly’ wilde aankleden, formuleren Pensotti en Tirantte hun concepten over de ander en de tijd af en toe onnodig nadrukkelijk. Toch zijn de aangereikte handvaten zinvol om de gelaagdheid van het regieconcept te doorzien, met een tijdloze symbolentaal als lijm tussen het clair-obscur van Cio-Cio-San op het toneel en de video’s en teksten over Maiko Nakamura.
Zo laten de afgezaagde boomstammen (van Japanse kerselaars?) zich lezen als de handtekening van een regie die radicaal wil breken met het stereotiep van oriëntalistische folklore, en in een beweging ook de koloniale wanverhoudingen tussen Pinkerton en Cio-Cio-San manifest maakt en afwijst. Het is een zeldzaam moment waarop Maiko Nakamura echt aan de knoppen van de opvoering lijkt te zitten. Onderweg regent het dorre bladeren uit een levenloze boom, en finaal verplettert het silhouet van het (omgekeerde) huis dat eens de droom van Cio-Cio-San representeerde, haar verhoopte toekomst. Helder en misschien te eenvoudig, maar niettemin metaforen die uitnodigen om de aanpak van Pensotti en Tirantte te ervaren als een dimensieverbreding voorbij louter het psychologische register: al bij al zet het regisseursduo weinig middelen in om de betekenis van ‘Madama Butterfly’ voor deze en voor alle tijden grondig te heroverwegen.
Dirigente Daniela Candillari gaat op haar beurt evengoed bombastische kunstgrepen uit de weg. Vanuit haar intuïtie laat zij Puccini’s partituur sprankelen, spontaan laverend tussen lichtheid en gewichtigheid. Haar ongedwongen aanpak profiteert van de intrinsieke kwaliteiten van een orkest in topvorm, waarbij ook de stemmen zich op mensenmaat verhouden tot het drama. Geen onwereldse pathos tot in de engelenbak dus, maar invoelbare interpretaties, met een indringende Celine Byrne in de titelrol als aanvoerster van een uitgelezen cast.
Als geheel resulteert deze avontuurlijke productie in een ‘Madama Butterfly’ die lang over de tongen zal gaan en het publiek ongetwijfeld zal verdelen. Te weten dat deze partituur tot de meest opgevoerde wereldwijd behoort, en dat Pensotti en Tirantte op eigengereide wijze toch alternatieve betekenislagen weten aan te boren: het noopt hoe dan ook tot bewondering.
Gezien & gehoord in Opera Antwerpen op 8/9/2024.
Copyright foto: Annemie Augustijns