Steve Marreyt zet symbolisch kapitaal in en scoort

Steve Marreyt, ‘Onwelvaart’
Steve Marreyt verdient zijn eerste kapitaal op de symbolische markt. Met zijn debuut ‘Onwelvaart’ treedt Marreyt de literaire arena binnen als een scherpe criticus van onze geglobaliseerde markteconomie. In een wereld waarin alles een transactie lijkt – van menselijke relaties tot fundamentele bestaansrechten – dwingt Marreyt de lezer om na te denken over de onzichtbare hand die ons leven stuurt. Zijn poëtisch debuut is een kritiek op de inflatie van niet alleen de economie, maar ook van waarden en betekenissen, en hij doet dit met een weerbarstige, poëtische stijl.
De markt als bestaansvoorwaarde
De bundel is onderverdeeld in zes afdelingen: ‘Transacties’, ‘Koers’, ‘Kostelijke affaires’, ‘Kapitaal’, ‘Geld ist Krieg’ en ‘Aanmaning’. Al in de openingsverzen van de bundel wordt duidelijk dat kapitaal niet enkel een economisch, maar ook een existentieel gegeven is. Elke beweging, elke keuze, elke menselijke interactie heeft een prijs:
Deze koers is niet te rijden
noch te wisselen. Het is een uitwaaierend,
uitdijend pad, een niet af te leggen route,
een bij voorbaat verloren leegte. (23)
De beeldspraak van een onmogelijke route roept het idee op van een kapitalistische wereld waarin de beloofde vooruitgang en mobiliteit slechts illusies zijn. De metafoor van de koers als iets dat niet te rijden of te wisselen valt, sluit aan bij een postmoderne economie waarin stabiliteit een schijnvertoning is en kapitaal zich constant onttrekt aan de controle van het individu.
Transacties en schuld
Marreyt verbindt de economische logica rechtstreeks met lichamelijkheid en geweld. Geld is niet enkel een ruilmiddel, maar een kracht die lichamen uitput, relaties conditioneert en subjecten in schuldpositie dwingt:
Toch moet je ervoor betalen. Een flinke duit, een rib uit je lijf.
Waar moet ik dat halen, mevrouw. (23)
Het kapitalisme is niet slechts een systeem waarin we leven; het is een condition humaine waarin waarde en schuld de basisvoorwaarden van bestaan zijn. In deze context wordt economie iets lichamelijks: schuld is een fysieke last, geld wordt letterlijk uit het lichaam gerukt. Dit sluit aan bij het denken van Deleuze en Guattari, die in Anti-Oedipus beschrijven hoe kapitalisme verlangens structureert en subjecten dwingt zich te onderwerpen aan een allesomvattende economische machine.
De passage waarin de spreker zijn saldo “afvuur[t]” als een wapen suggereert een act van kapitalistische sabotage:
Ik heb een klinker uit de straat gekapt en als trofee
door de dichtstbijzijnde ruit gekegeld.
zo vuur ik mijn saldo af. (25)
Dit beeld is zowel een daad van verzet als een erkenning van de onontkoombare kracht van geld. Kapitalisme kanaliseert energieën in consumptie en schuld, maar soms wordt die energie elders naartoe geleid – via destructie, geweld of anarchistische ontwrichting.
Een rhizomatische poëtica
Marreyt schrijft geen traditionele poëzie met duidelijke narratieve structuren of klassieke lyrische thema’s. ‘Onwelvaart’ valt eerder te lezen als een rhizomatisch netwerk, zoals Deleuze en Guattari beschrijven in ‘A Thousand plateaus‘ een non-hiërarchisch, zich steeds vertakkend systeem waarin betekenissen verschuiven en geen vaststaand centrum bestaat.
De gedichten functioneren als kapitalistische circuits waarin woorden en betekenissen fluctueren in waarde. Net zoals geld niet vastligt in een absolute betekenis, maar afhangt van context, markt en perceptie, zo bewegen Marreyts’ verzen zich op een onstabiel semantisch terrein.
Zijn stijl is messcherp en direct, vaak zonder opsmuk. Het ritme is dat van een koortsachtige beursvloer: woorden worden ingezet als economische eenheden, afgemeten en berekend. De taal wordt ingezet als een algoritme, als een systeem dat waarden analyseert en omvormt tot kapitaal.
Kapitaal en identiteit
In de latere secties van de bundel raakt Marreyts’ poëzie aan een fundamentele existentiële vraag: wat blijft er over van identiteit in een wereld waarin alles een ruilmiddel is? De zin “Het is 2025 en ik heb nodig: money and a room of my own” (59) verwijst naar Virginia Woolfs’ pleidooi voor intellectuele autonomie, maar bij Marreyt is die autonomie niet langer vanzelfsprekend.
Wie geen kapitaal heeft, heeft geen ruimte, geen stem, geen bestaansrecht. Identiteit is geen vaststaand gegeven, maar een product dat fluctueert in marktwaarde. Dit is het dystopische eindpunt van de bundel: de lezer wordt geconfronteerd met de vraag of er nog iets onbetaalbaars rest in een systeem waarin zelfs taal wordt gemonetariseerd.
Een literaire crash op de kapitaalmarkt
‘Onwelvaart’ is een poëziebundel die leest als een financiële transactie: risicovol, confronterend en vol speculatie. Marreyt ontleedt de economische structuren die ons dagelijks leven beheersen en fileert ze met chirurgische precisie. Zijn poëzie is tegelijkertijd een aanval op het kapitalistische systeem en een erkenning van zijn alomtegenwoordigheid.
Wie bereid is de literaire markt te betreden met een kritische blik, zal in ‘Onwelvaart’ een zeldzaam werk vinden dat niet alleen economische processen blootlegt, maar ook de lezer dwingt om zichzelf te bevragen: Wat is de prijs van ons bestaan? En is er nog een manier om waarde te scheppen buiten de wetten van vraag en aanbod? Hoe bieden we weerstand aan ‘Das Kapital’?
