De zoektocht van Richard Sennett naar ons expressieve DNA

Richard Sennett, ‘De performer: een visie op kunst, leven, en politiek vanaf het podium van de maatschappij
Als de Amerikaanse arbeidssocioloog Richard Sennett (°1943, Chicago) een nieuw boek uitbrengt, spitsen wij maar al te graag onze oren. Eerder bracht de veelgeprezen academicus een reeks klassieke titels uit, grotendeels rond topics en domeinen zoals (de neoliberalisering van) arbeid en individu, gezag en sociale verhoudingen, ethiek, mens en maatschappij, kunst en cultuur. Publicaties zoals onder meer ‘De cultuur van het nieuwe kapitalisme’ (2009, Meulenhoff) en het recentere drieluik ‘De ambachtsman’ (2008), ‘Samen’ (2016) en ‘Stadsleven’ (2022).
Met de uitgave van het nieuwe ‘De performer’ (2024) beoogt de nu tweeëntachtigjarige Sennett, als de omstandigheden hem toestaan, een nieuw drieluik te schrijven:
“als mij genoeg tijd van leven rest, zal ik drie essays schrijven over de aanwezigheid van kunst in de maatschappij: het huidige over optreden, een ander over vertellen, een derde over verbeelden. Naar mijn idee vormen deze drie het hele expressiegamma van de mens, ons expressieve DNA”
De ontmaskering van politiek theater
Daarmee geeft de socioloog / academicus, gehuwd met de Nederlands-Amerikaanse auteur/ econome en sociologe Saskia Sassen (die onder meer over globalisering en wereldeconomie publiceerde), wederom blijk van grootse ambities. Een van de centrale uitgangspunten van ‘De performer’ is dat iedereen in zekere zin een performer is, bij uitstek ook in het dagelijkse leven.
Al in de eerste pagina’s verwijst een van ’s werelds meest vermaarde sociologen naar de specifieke omstandigheden waarin hij zijn nieuw werkstuk ‘De performer’ schreef. Meer bepaald een tijd waarin demagogische en machtshongerige politici zoals Donald Trump en Boris Johnson aan populariteit winnen. Dat Sennett net die twee aanhaalt is allerminst toeval. Want de socioloog die nog altijd doceert, wisselt wonen in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten met elkaar af.
Politiek vormt maar slechts een facet van performance en is in verregaande mate gebonden aan uiterlijk, aan beeld en regie, aan een gespeelde rol. Trump en Johnson zou je zo ergens kunnen beschouwen als ‘politieke artiesten’ binnen een soort politiek theater:
“Als politieke artiesten vertrouwen op verleiding en gehoorzaamheid, is dat gevaarlijk. Maar het is niet anders dan wat performers bijvoorbeeld in de kunsten doen. Om grip te krijgen op een publiek, om het het zwijgen op te leggen of om luid vocaal te juichen.”
En net zoals in politiek speelt ook performance een significante rol in het dagelijkse leven, op de straat, in concertzalen en theaters. We willen immers een impact hebben, een zekere indruk nalaten.
Helderder wordend betoog
Al is het de lezer, zeker in het begin van dit boek, niet helemaal duidelijk waar Sennett eigenlijk heen wil. Toch wordt zijn niet altijd even rechtlijnige betoog gaandeweg wel wat helderder. Zo bewijst hij erg overtuigend dat performance vooral complexe materie is. Performance kan je, zo stelt hij ook in zijn nieuwste boek, ergens beschouwen als een januskop. Vol met paradoxen en in moreel opzicht erg ambigu. Om die stelling te illustreren gaat hij onder meer te rade bij een collega-socioloog als Erving Goffmann die grote faam verwierf met de theorie van de presentie van het zelf. Evengoed komen tijdens zijn niet altijd rechtlijnige analyse illustere figuren en persoonlijkheden zoals de Joods-Amerikaanse filosofe Hannah Arendt, een politicus / strateeg zoals Machiavelli of schilders zoals Caravaggio en Goya in beeld.
Goffmans’ theorie rond ‘presentatie van het zelf’ helpt om inzicht in de ideeën die Sennett hier presenteert te krijgen. Zo stelt hij dat mensen bij sociale interacties vrijwel altijd gebruik maken van theatrale en dramaturgische elementen. Zo is er vaak aandacht voor de onuitwisbare eerste indruk of het idee dat men bij de ander zeker geen verkeerde indruk wil nalaten. Dat is bij uitstek ook zo in het dagelijkse leven.
Ook in de kunstwereld is performance van groot belang. Evenzeer maakt Sennett gebruik van eerder ervaringen als muzikant, meer bepaald als cellist in New York tijdens de jaren zestig. Een carrière in de muziek behoorde tot de mogelijkheden, tot een blessure hem het academische pad uitstuurde. Sennett bleef een groot liefhebber van de kunsten en verwijst in dit boek naar muzikale ervaringen, naar verschillende voorstellingen (concert, theater, opera) die hij zag. Zo haalt hij onder meer een performance van Shakespeares’ ‘As You Like It’ door aidspatiënten aan. Die blijkt een van de vele memorabele passages in zijn nieuwste boek.
Intrigerende dwarsverbanden
Interessant aan ‘De performer’ is hoe Sennett vaak erg ongewone en uiterst intrigerende verbanden naar voren haalt. Een typevoorbeeld is hoe hij vanuit een bedenking rond de allegorie van de grot (Plato) en de camera obscura een brug legt naar het erg invloedrijke werk van de Zuid-Afrikaanse kunstenaar William Kentridge (nvdr: ‘Self-portrait as a coffee pot’) waarin die laatste in een theatrale bewerking van de opera ‘Woyzeck’ gebruik maakt van schaduwen en het contrast tussen schijn en realiteit.
Een ander verband is die waarin Sennett poogt uit te leggen hoe mensen die in een publieke sfeer druk bezig lijken op een smartphone in zekere zin ook een masker opzetten. Ze verschuilen zich in de massa en gaan helemaal op in de anonimiteit. Dat drukt in eerste instantie een wil uit tot afzondering naast een volledige gerichtheid op de eigen wereld, het eigen ik.
In zijn werkstuk koppelt Sennett ook nadrukkelijk terug naar de huidige tijdsgeest. Zo heeft hij het onder meer over het duivelse acteerspel van Trump en over de bestorming van het Capitool in Washington (2021) waarbij de eerder uit de marine ontslagen Jacob Chansley, verkleed als sjamaan / half mens, half dier, ook een theatrale performance neerzette.
Terugplooien op inhoudelijke uitgangspunten
Interessant aan ‘De performer: een visie op kunst, leven, en politiek vanaf het podium van de maatschappij’ is misschien vooral hoe Sennett vanuit een bijzonder multidisciplinaire lens uiteenlopende onderzoeksgebieden als geschiedenis, sociologie, kunst en architectuur (bijvoorbeeld een vergelijkende analyse tussen de architectuur van het Teatro Olympico en het Shakespeares’ Globe Theatre) knap met elkaar weet te verbinden. Treffende observaties, rijke bronnen en historische cases komen zo mooi bijeen. Al kan je er ook niet omheen dat Sennett in ‘De performer’ deels terugplooit op de inhoudelijke lijnen die hij in eerder werk al behandelde, met daaronder begrepen architectuur, stedelijkheid, mens en arbeid.
Daarnaast dient zeker vermeld dat het goed gestructureerde boek erg vlot leest. Als lezer kom je in een relatief kort bestek heel wat te weten over een veelheid aan actuele onderwerpen. Sommige elementen in zijn verhaal liggen wat voor de hand (zoals onder meer de gedachte dat kunst een voorwaarde tot goed leven is), terwijl andere dat misschien wat minder zijn.
Het boek leest ergens als een pleidooi om net meer in contact te treden met anderen. In het dagelijkse leven, op straat. Met anderen, met vreemden. Minder communicatie via allerhande technologische platformen (die hij in een recent interview duidt als “monopolistische kapitalistische structuren”), meer aandacht voor menselijke interactie. Sennett verwijst er niet in zijn boek naar, maar ongetwijfeld sluiten zijn ideeën goed aan op wat antropologe Ruth Soenen in ‘Het kleine ontmoeten : over het sociale karakter van de stad’ (2013, Garant) vastlegde. Met name dat net die kleine, toevallige ontmoetingen een uitstékende voedingsbodem zijn voor dialoog en zo het goede (samen)leven versterken.
Performance : destructief en civiliserend
Finaal luidt het besluit vooral dat performance, zeker met het toenemen van de leeftijd, grotendeels een kwestie wordt van improviseren en weglaten. Daarvoor maakt hij gebruik van zijn eigen ervaringen als cellist, waarbij hij opmerkt dat performance bij uitstek een fysiek en lichamelijk gegeven is. Het is het lichaam dat beweegt en woordeloos communiceert, wat eenduidige interpretatie soms best moeilijk maakt.
Performance is dus allesbehalve eenduidig en van nature ambigu. In die zin dat performance zowel een uiterst destructief als een sterk civiliserend effect teweeg kan brengen. In sommige gevallen leidt het tot de vernietigng en afwijzing van de ander, dan weer brengt het ronduit grootse kunst en beschaving naar voren.
