Tussen erkenning en toe-eigening: over Gaea Schoeters, Ronelda Kamfer en het spanningsveld van literaire zichtbaarheid

Tussen erkenning en toe-eigening: over Gaea Schoeters, Ronelda Kamfer en het spanningsveld van literaire zichtbaarheid

Hoe vrij ben je als schrijver als je erkend wil worden binnen een systeem dat jou historisch heeft uitgesloten? En wat betekent het als die erkenning pas komt wanneer je schrijft in de taal van je onderdrukker? In dit opiniestuk reflecteer ik, als witte, vrouwelijke lezer en onderzoeker binnen een Europees kader, op het spanningsveld waarin auteurs als Gaea Schoeters en Ronelda Kamfer zich bewegen. Hun literaire kracht is onmiskenbaar — maar de voorwaarden van hun zichtbaarheid zijn allesbehalve neutraal.

In een wereld waar literaire erkenning vaak samenvalt met zichtbaarheid binnen dominante kaders, rijst de vraag wat het betekent om als schrijver ‘erkend’ te worden. Wat is de prijs van die zichtbaarheid? En wie bepaalt de voorwaarden ervan? Deze vragen komen pregnant aan de oppervlakte in het werk van twee hedendaagse auteurs: Gaea Schoeters en Ronelda Kamfer. Twee vrouwen, twee schrijvers, twee stemmen die elk op hun manier de koloniale en patriarchale traditie bevragen — maar tegelijk ook genoodzaakt zijn zich erbinnen te bewegen.

Een ongemakkelijke plaats in de canon

Gaea Schoeters, bekend van onder andere Trofee (2022) en Het Geschenk (2024) en winnaar van de Ultima voor Letteren, schrijft scherp, kritisch en met literaire bravoure. Haar romans analyseren en ondergraven de witte, koloniale blik waarmee Europa naar Afrika heeft gekeken — en nog steeds kijkt. Trofee gebruikt het beeld van de jacht om de obsessie met controle, bezit en superioriteit bloot te leggen. Het Geschenk fileert het westerse geverscomplex en laat zien hoe hulp, filantropie en culturele erkenning vaak meer over de gever zeggen dan over de ontvanger.

Maar ondanks — of juist door — haar kritiek, schrijft Schoeters zich in in een overwegend mannelijke, Europese traditie. Ze wordt gelezen via referenties als Joseph Conrad of Ernest Hemingway. Precies daar wringt het: om serieus genomen te worden in het literaire veld, moet ze zich uitdrukken in de taal, de stijl en de vorm van datzelfde systeem dat ze probeert te bevragen. Haar werk komt binnen via de poorten van de canon, die haar tegelijk beperkt en legitimeert.

Ronelda Kamfer, dichteres uit Zuid-Afrika, staat op een ander kruispunt. Ze schrijft in het Afrikaans — een taal met koloniale lading — maar doet dat vanuit een meertalige, doorleefde werkelijkheid van Zwarte vrouwelijkheid, armoede en geweld. Haar stem is rauw, onversneden, lichamelijk. Ze doorbreekt literaire conventies en weigert zich te onderwerpen aan de “nette” poëzie van de canon. Toch wordt ook zij steeds vaker erkend binnen het witte literaire circuit: vertaald, uitgenodigd, besproken in academische kringen. Erkenning dus — maar tegen welke prijs?

Erkenning als dubbele beweging

Erkenning is in deze context geen neutrale waardering van literaire kwaliteit, maar een ideologisch geladen proces. Het betekent gezien worden door een systeem dat historisch bepaald heeft wat zichtbaar mag zijn. Wie zich buiten dat systeem opstelt, wordt vaak niet gehoord. Maar wie erin stapt, dreigt mee te draaien in de logica van dat systeem: aangepast, ingekapseld, verteerbaar gemaakt.

Voor Schoeters betekent erkenning dat ze haar kritiek moet uitdrukken in de taal van het systeem dat ze aanklaagt. Voor Kamfer betekent het dat haar rauwe, antikoloniale poëzie nu mee mag doen, maar vaak gelezen wordt door een publiek dat haar werkelijkheid slechts op afstand kan benaderen. Beide auteurs lopen het risico om door het systeem te worden bevestigd in plaats van bevraagd.

De positie van de lezer

Als witte vrouw, onderzoeker en lezer bevind ik mij in een mediërende rol. Ik lees niet vanuit neutraliteit, maar vanuit een door geschiedenis gevormde positie. De erkenning die ik toeken, of waarop ik focus, maakt deel uit van een bredere infrastructuur waarin kennis en macht hand in hand gaan. Ik stel mij de vraag: kan ik lezen zonder toe te eigenen? Kan ik bemiddelen zonder te legitimeren wat ongelijk is?

Schoeters en Kamfer dwingen mij om die vragen niet te ontwijken. Ze maken voelbaar wat het betekent om als auteur erkend te worden in een systeem dat jouw stem altijd al marginaliseerde. En ze tonen ook dat er geen eenvoudige uitweg is. Want schrijven — en gehoord worden — vraagt toegang. Maar toegang krijgen betekent vaak: je aanpassen, je vorm vinden binnen een vorm die niet de jouwe is.

Tot slot: de onvolledige overwinning van erkenning

Erkenning is geen eindpunt. Het is geen bekroning, maar het begin van een complex proces. Wat als we erkenning anders denken — niet als het binnenhalen van stemmen in het centrum, maar als het decentraal maken van dat centrum zelf? Wat als we luisteren zonder in te kapselen, lezen zonder te herleiden tot het vertrouwde, erkennen zonder toe te eigenen?

Schoeters en Kamfer schrijven niet om erin te passen, maar om de contouren van het veld te verschuiven. En misschien is dat precies wat echte erkenning zou moeten betekenen: dat het systeem verandert door wie het betreedt — in plaats van andersom.

Related Images: