Nice, Wise and on the Cutting Edge

Nice, Wise and on the Cutting Edge

… of waarom onze recensenten ‘waarheidssprekers’ moeten zijn

De vlam sloeg in de pan toen uitgever Harold Polis afgelopen september de ‘kutrecensie’ over het door hem gelanceerde debuut in brand stak. Bij deze ongebruikelijke opening van de boekpresentatie sprak hij de suggestieve woorden ‘eerst de boze geesten [te willen] uitdrijven’. Ook al was het papier in zijn handen niet het opiniestuk dat de week ervoor in de Standaard had gestaan, de verwijzing ernaar was evident. Een stroom berichten via de sociale media volgde. De vergelijking met de boekverbranding van de jaren dertig was niet van de lucht. Cutting Edge-collega Dimitri Verbelen beschreef de ontaarding van de online discussie in zijn stuk ‘Brand in boekenland’ eerder met het citaat: ‘waar vlammen aan het papier likken, treedt de wet van Godwin in.’ En inderdaad, de wet ging op: want met de nazivergelijking was deze discussie inhoudelijk de mond gesnoerd. 

En zo is, paradoxaal gezien, het van stal halen van de ‘vrijheid van meningsuiting’ soms de grootste vijand van de open discussie. Waar dit – inmiddels aardig versleten – thema aan bod komt, komen uiteindelijk de ‘hufter’ en de ‘fatsoensrakker’ in patstelling te staan en het onderwerp van gesprek op de reservebank terecht. En dat is jammer. Want juist de discussie over wat ‘belangwekkende’ kritiek is, is interessant. Een interessante vraag is: Hoe zou het moeten? Of beter, hoe zou het kúnnen? Kritiek: Hoe lever je dat nou oprecht en houd je het tegelijk een beetje ‘fris’. 

Dat er veel gezegd moet kunnen worden, daar zijn we het vaak over eens. Dat kritiek aan de andere kant pijn doet, ook. Niemand houdt van afwijzing of ziet zijn – met bloed, zweet en tranen, tot stand gekomen – werk graag de grond in geboord. Als reactie op eerdergenoemde gebeurtenis stelde schrijver Marc Reugebrink zelfs dat recensies anno nu niet meer negatief zouden mogen zijn. Sinds literatuur in zijn visie geen maatschappelijke rol meer speelt, dienen kritieken enkel nog als consumentenadvies en zouden deze, om het lezerspubliek te enthousiasmeren, wat hem betreft alleen nog positief moeten zijn. NRC.next columnist Ernst-Jan Pfauth onderstreept in zijn blog over ‘nieuwe literatuurkritiek’ deze taak van recensent als adviseur die ‘de drukke lezer zou moeten helpen met boeken kiezen’. 

Zelf ben ik van mening dat recensies meer ‘mogen’ zijn dan enkel een cultureel kompas door het woud van de kunsten en daarom juist kritisch móeten zijn. Je zou er (al is het maar een weetje) wijzer, geïnspireerd of eventueel gedesillusioneerd van moeten kunnen raken. Ik pleit voor een criticus die meer is dan een curator alleen. Waar de curator je blik vernauwt, kan de criticus je blik juist verruimen. Waar de curator een selectie maakt binnen de niche die je al kent, kan een goede criticus onderwerpen of genres – al is het maar voor de duur van de review – tot leven wekken in het bewustzijn van de lezer. 

Misschien zul je het als fan van Amerikaanse fantasy-series niet in je hoofd halen om Becketts ‘Wachten op Godot’ te gaan bezoeken of als liefhebber van feel good movies niet smachtend zitten wachten op de nieuwste roman van Paolo Giordano, toch zou het een uitdaging moeten zijn voor de recensent om de lezer op prikkelende wijze deelgenoot te maken van een onbekende wereld waarvan hij tot op heden het verleden niet kende. Om dit te bereiken pleit ik voor de drieledige aanpak: ‘Nice, wise and on the Cutting Edge’… 

Om dit credo kracht bij te zetten wil ik een stapje terug in de tijd en te rade gaan bij de Parrèsiastès. Deze ‘waarheidspreker’ uit de Griekse oudheid bedreef de kunst van de zogeheten Parrèsia. Parrèsia, wat letterlijk ‘alles zeggen’ betekent, kan in ruimere zin vertaald worden met free speech, franc-parler, Freimütigkeit of – daar is ‘ie weer – ‘vrijheid van meningsuiting’. In Klassieke context betekende deze vrijheid echter niet alleen het recht om te zeggen wat je wilt, maar ging dit spreken volgens een bepaalde gedragscode. Zo had de parrèsiastès naast het récht om ‘te zeggen waar het op stond’, ook de plícht om dit te doen – zonodig tegen de gevestigde mening in. Met het risico inbegrepen degene waar hij zich op richtte te kwetsen of kwaad te maken – nu, tot zover waren wij ook al.

Om daarnaast verantwoord aan deze plicht te kunnen voldoen had de parrèsiastès meteen een hogere plicht, namelijk om met ‘kennis van zaken’ en met ‘bewustzijn over de mogelijke consequenties van zijn woorden’ te spreken. Kortom: de Grieks-Romeinse ‘vrijheid van meningsuiting’ ging over ‘oprecht spreken’, ‘de moed hebben om kritisch te zijn’, maar ook over ‘het nemen van verantwoordelijkheid’ voor je uitspraken en ‘weten waarover je spreekt’ door ervaring en wijsheid: ‘On the Cutting Edge but wise‘… 

In de Klassieke tijd werd er vooral nadruk gelegd op ‘de moed om kritisch te zijn’ omdat de ware parrèsiastès zich met zijn woorden richtte tot een (bestuurlijke) autoriteit en zich daarmee daadwerkelijk een levensbedreigend risico op de hals haalde. Ondanks dat het de morele plicht was van de ‘waarheidspreker’ om dit te doen, bracht dit ook de verantwoordelijkheid met zich mee om te zorgen dat zijn woorden geen gevaar voor de samenleving opleverden. 

Nu zou ik de hedendaagse kunstenaar – tegenwoordig linkse hobbyist – niet als autoriteit willen bestempelen, noch het verbranden van een stuk papier als levensbedreigende situatie, maar als we kijken naar de macht en het mogelijke effect van de zich snel verspreidende online opinie, zie ik hier wel een punt met betrekking tot de verantwoordelijkheid van onze hedendaagse ‘waarheidsprekers’. De macht van de recensent, in dit geval om een debutant te maken of te breken, is vermoedelijk ook datgene waar Harold Polis en Marc Reugebrink zich zorgen over maakten. En misschien wel terecht. 

Een recensent die zichzelf en zijn taak serieus neemt zou zich wat mij betreft moeten opstellen als een parrèsiastès. Wanneer deze een wat hem betreft ondermaatse prestatie van commentaar voorziet, dient dit scherp, maar weldoordacht gedaan te worden: ‘On the Cutting Edge, but nice‘… Duidelijk iets waar de door Polis bekritiseerde criticus zich niet aan hield door de debutant ‘aanstellerig’ en diens werk als ‘het literaire equivalent van motregen’ te bestempelen. Ik zeg ‘On the Cutting Edge‘: zeker. But ‘nice’…? 

Met ‘nice’ wil ik zeker geen waarden als ‘fatsoen’ of ‘beleefdheid’ propageren, maar eerder ‘contextualiteit’, ‘communicatie’ en ‘doeltreffendheid’. Wie bijvoorbeeld ooit in Azië is geweest en daar met stemverheffing en rationele argumenten duidelijk heeft willen maken niet gediend te zijn van de toegepaste onderhandelingstrucs, ervaart in directe zin gebrek aan de drie eerdergenoemde elementen. De discussie begint met spraakverwarring, gevolgd door onbegrip om te eindigen in boosheid of verontwaardiging. Om iets over te kunnen brengen moet men weten welk ‘spel men speelt’ en welke ‘taal men spreekt’. Het is de taak van de ‘waarheidspreker’ om hier de vinger achter weten te krijgen om vervolgens steekhoudend kritiek te kunnen geven. Hard op de bal, zacht op de man. 

En laat me een tipje van de sluier oplichten: een vleugje humor of een beetje bescheidenheid kunnen hierbij van magische waarde zijn. Zoals Verbelen zijn recensie over het eerdergenoemde omstreden debuut besloot: ‘Wij geven gewoon aan dat de kracht van deze roman eerder schuilt in het talent van de schrijver dan in de beschreven historie. […] Maar probeer dat vooral zelf te ontdekken. Want laat ons eerlijk zijn; uitgevers, auteurs, pinguïns of recensenten kan je voor je eigen goed maar beter voor geen meter vertrouwen.’ 

Joelie Stork – Hoofdredacteur Cutting Edge Nederland (2013)

Related Images: