Het taalspel van de eksters

Het taalspel van de eksters

Eva Meijer, ‘Variaties op aanwezigheid’ 3 out of 5 stars

Een eerste lezing van ‘Variaties op aanwezigheid’ (2025) van Eva Meijer is, eerlijk gezegd, wat vervelend. De bundel is repetitief, traag. Steeds opnieuw lezen we over een bank, een raam, een wilg, vier eksters. Het doet denken aan ziek zijn – niet het hevige begin, maar de herhaling van dagen die op elkaar lijken. De stilstand. Het uitzichtloze.

De vraag die zich opdringt: in hoeverre weet de ervaring van het lyrisch ik het uiterst persoonlijke te overstijgen? Iedere ervaring is uniek, en ook in het langdurig ziek-zijn, zoals bij long covid, verlangt het subject naar erkenning. Het wil gezien en begrepen worden. Maar hoe maak je die ervaring toegankelijk voor een ander – zonder de lezer te verliezen?

De eksters spelen een spel

Wanneer we deze bundel herlezen, en deze keer verankeren binnen de bredere context van Eva Meijers filosofische werk, vinden we misschien een manier om, voorbij het persoonlijke, een gemeenschappelijk goed te vinden, in communicatie als taalspel.

De eksters spelen een centrale rol in deze zoektocht. Op het eerste gezicht lijken het slechts vogels in een boom. Ze maken deel uit van het uitzicht:

In de top van de wilg spelen vier eksters. Ik zie ze elke dag.

Communiceren met dieren

Maar wat als er communicatie ontstaat, in het repetitieve van Meijers taal ; het dag in dag uit kijken naar de eksters ? De herhaling roept de vraag op: wat betekent de terugkerende aanwezigheid van de eksters? Kunnen zij, spelend in de takken, communiceren met het lyrisch ik? Kunnen ze via hun taalspel een brug slaan naar de lezer, waardoor ook hij of zij in het spel betrokken wordt ?

Stel dat dit een oefening is. De eksters spelen, dat denk ik tenminste, ze maken vierkantjes, ruilen van tak van tak. Neer, zij, op, zij.

Repetitie als metatalig spel

Meijer schrijft in haar filosofisch werk ‘Animal Languages – The secret conversations of the living world’ (2016), vertaald door Laura Watkinson (2019), dat dieren communiceren door te spelen. Spel is bij haar niet vrijblijvend: het is een vorm van metacommunicatie – communicatie over communicatie. Die gedachte werkt door in haar poëzie:

“Nieuwe ronde. Als ik een ekster was zou ik natuurlijk meedoen met het spel.”

In deze regels ligt een diep verlangen besloten: het verlangen om deel te nemen aan een taal die lichamelijker, zintuiglijker, misschien zelfs éérlijker is dan de menselijke. De eksters “zoeken geen woorden voor een tak, ze lezen hem met hun voeten.”. Hierin resoneert Meijers’ idee dat dieren de wereld begrijpen zonder de tussenkomst van begrippen. Ze ‘lezen’ via handelen.

Wittgenstein speelt met eksters

Deze observaties zijn geen romantisering van de natuur, maar eerder een kritische reflectie op de beperkingen van menselijke taal. Door het werk van Wittgenstein – met name zijn late werk over taalspelen – wordt de bundel ook leesbaar als een oefening in het zoeken naar betekenis in het alledaagse, in het ogenschijnlijk betekenisloze. De eksters worden daarin geen symbool, maar een ander soort aanwezigheid: geen drager van betekenis, maar een deelnemer aan een ander soort spel. In de herhaling – van kijken, van zitten, van observeren – ontstaat iets anders dan stilstand ; er ontstaat aandacht. De herhaling wordt een ritueel, een oefening. Niet het uitzichtloze van ziekte, maar het uitzicht zélf wordt betekenisvol:

Het uitzicht is een antwoord.

Conclusie

Vanuit de filosofische achtergrond van Meijer krijgt haar meest recente dichtbundel alsnog een positieve invulling. We lezen een zoektocht naar alternatieve vormen van betekenisgeving, waarin dieren, bomen, en herhaling geen decor zijn maar actieve deelnemers met agency. ‘Variaties op aanwezigheid is zeker geen makkelijke bundel, en ook niet altijd aangenaam. Maar juist daarom is het een uitnodiging: tot luisteren, tot oefenen, tot aandacht voor dat wat zich buiten onze gebruikelijke taal beweegt.

Related Images: