Helende sessies met 19e-eeuwse Franse schrijvers

Steffie Van Neste, ‘Therapie met Bovary’ 
Franse klassiekers zijn allerminst passé. Wie heel even in ‘Therapie met Bovary’ van Steffie Van Neste (1994) bladert is in een oogwenk van het tegendeel overtuigd. Zo bezorgt Stendhal haar liefdesadvies. Dumas leert haar de kunst van het misleiden. En bij Flaubert gaat ze in de leer voor het rebelleren. Of hoe Van Neste de Franse literatuur uit de negentiende eeuw haar blik op de wereld heeft verruimd.
Is een klassiek werk iets dat een lezer ontwricht? Hem doet duizelen? Of juist tot herlezen aanzet, zodat hij een tekst telkens anders interpreteert. Hoe dan ook wie het goede of juiste boek in handen heeft, ervaart sowieso iets dat hij niet meer vergeet. Het overkwam Steffie Van Neste, die bekent dat ze op haar drieëntwintigste ‘Madame Bovary’ nog niet gelezen had.
Al na enkele hoofdstukken uit het absolute meesterwerk van Gustave Flaubert ging ze door de knieën. Ze herkende zich in Emma, die net als zij op het platteland opgroeide. Wat Yonville was voor Emma, dat was het West-Vlaamse Dentergem voor Steffie. Een meisje dat in het kapsalon van haar moeder voor de klanten met koffie en koekjes rondging. Voor haar een gedroomde locatie om allerlei verhalen op te vangen.
Spontaan verteld in het beste geval met een plot, maar altijd met een begin en al dan niet verrassend einde. Net als Emma vlucht Van Neste weg in het narratieve. Een zoektocht naar die Franse literaire grootmeesters van de negentiende eeuw.
Hoe de sporen samenkwamen en zich weer verwijdden
In een niet academische taal schetst ze, aan de hand van persoonlijke belevenissen, een helder beeld van de Franse literatuur in de negentiende eeuw. Beroemde namen worden trefzeker geportretteerd: Gustave Flaubert, Guy de Maupassant, Emile Zola, Honoré de Balzac en Stendhal.
Tegelijk struint ze door het hedendaagse Parijs, vertelt ze hoe de stad – ze werd er door haar promotor heen gestuurd om vloeiend Frans te leren spreken – op haar afkomt, haar leef-en denkwereld beïnvloedt. Ze laat er op een dag haar oog vallen op een dandyeske student van wie ze, hoe sterk hij haar ook aantrok, uiteindelijk toch afscheid neemt.
‘Het was mooi geweest, jazeker, maar mijn onderzoeksverblijf in Parijs zat erop. Onze wangen raakten elkaar lichtjes, een afscheidskus bleef uit. Ik sprong op de trein, en voelde hoe de sporen in elkaar overliepen, samenkwamen en zich weer verwijdden. De afstand werd groter.’
Zelfs Michel Houellebecq duikt plotseling op
Uitgerekend die student doet haar ‘Serotonine’ van Michel Houellebecq cadeau, waarna ze ook andere werken van hem gaat lezen. De link tussen heden en verleden, le mal du siècle, ligt voor de hand. Er valt in ‘Serotonine’ meer dan de stem van Alfred de Musset te horen.
‘Houellebecq staat bekend om zijn fascinatie voor de negentiende-eeuwse Franse literatuur: in De wereld als markt en strijd toont hij zich schatplichtig aan de sociologische beschrijvingen van Honoré de Balzac, in Elementaire deeltjes dringen de naturalistische theorieën van Emile Zola door en in Onderworpen refereert hij voortdurend aan het decadentisme van Joris-Karl Huysmans.’
Is Van Neste in de leer gegaan bij klassiekers uit de negentiende eeuw dan verhult ze, naar het einde toe, niet dat evenzeer Simone de Beauvoir en Annie Ernaux haar een plek aanwijzen om zichzelf te zijn. Helaas soms te groot, gewoon omdat het haar niet altijd lukt stil te zitten.
Wie de laatste regels van ‘Therapie met Bovary’ gelezen heeft, kan niet om de conclusie heen dat alle Franse auteurs, wier oeuvre wordt geanalyseerd, voor haar een soort helende psychotherapeuten zijn.
Bracht Alexandre Dumas Van Neste de kunst van het misleiden bij, dan doet ze zulks allerminst met de lezer. Voor hem is ze een aangename literaire gids, van wie hij na lezing van ‘Therapie met Bovary’ helaas afscheid moet nemen.
