Literaire parels over een vreselijke tijd

Simon Carmiggelt, ‘De oorlog in stukjes’ 
‘De oorlog in stukjes’ is een bloemlezing van een door Simon Carmiggelt (1913-1987) geschreven oorlogsverhalen. Een keuze van zijn stukjes die hij, van 1945 tot 1983, in de Nederlandse krant Het Parool onder het pseudoniem Kronkel publiceerde.
Al in de jaren dertig was Simon Carmiggelt werkzaam bij Het Volk. Een Nederlandse sociaaldemocratische krant waar hij als rechtbankverslaggever en toneelcriticus actief was. Toen de krant in 1940 in handen kwam van Rost van Tonningen, een NSB-er, stapte hij meteen op. Om zijn gezin financieel overeind te houden zat er niets anders op dan schrijfopdrachten en allerlei klusjes aan te nemen. Nadien was hij nauw betrokken bij Het Parool waar hij zich, in wat hij als zijn ondergrondse jaren omschreef, hoofdzakelijk met het productieproces van de verzetskrant bezig hield. Een tijd waar hij in ‘Jesse’, naar aanleiding van het overlijden van drukker Johan Jesse, begin jaren zestig aan terugdenkt. Het Parool werd toen in Amsterdam in het grootste geheim gedrukt. De krant telde toen vier pagina’s die geheel met de hand waren gezet.
‘Maar Jesse leefde eigenlijk geen dag safe, omdat handzetten zo miezerig langzaam groeit, uiterst voorzichtig dient te worden opgemaakt en, na het afdrukken, lettertje voor lettertje in de kasten moet worden teruggelegd. (…) Hij deed dat uit fatsoen. Niet uit vechtlust of ingeschapen dwarsheid. Want hij was een vriendelijke, zachtmoedige natuur’.
Der Paul was een ordinaire fietsendief
Het zou tot enkele maanden voor het einde van de Tweede Wereldoorlog duren alvorens een van zijn eerste Kronkels in de krant verscheen. Een stukje over de vreselijke hongerwinter in januari 1945. Een column die, tachtig jaar na de bevrijding, aantoont wat honger met een mens kan aanrichten. Een zekere juffrouw Wolsma verdenkt haar jarenlange vriendin, die bij haar inwoont, ervan op haar kamer lekkere beetjes te verbergen. Dus wordt haar man erop afgestuurd om haar te betrappen. Het illustreert hoe Carmiggelt een oorlog in al zijn complexiteit, op een subtiele manier, tot menselijke proporties weet terug te brengen.
Waarover hij ook schrijft, elk stukje is een literaire parel. Een mix van ironie en melancholie waarin hij reflecteert over hoe de bezetting het dagelijkse leven aantastte. Hoe bijvoorbeeld mensen mazen in het net van de Duitse autoriteiten wisten te ontdekken. Hoe der Paul, een Duits soldaat, met de fiets van een juffrouw wegrijdt, toch meer is dan louter een militair. Met rake pennentrekken wordt hij geportretteerd:
‘Die beste, brave Paul. Hitlers onweerstaanbare Wehrmacht zit vol met die jongens zoals hij. (…) In diensttijd jatten ze voor de Führer – in vrije uren doen ze het in eigen beheer. En thuis hebben ze allemaal ouders die zeggen: “Jan der Junge steht draussen Der kämpft für Europa.”’
Hij fietste naast een Canadese jeep
Terwijl nagenoeg iedereen de bevrijding aan het vieren is zijn er – de elektrische stroom is uitgevallen- technische problemen bij de krant. Het dolle feestgedruis gaat aan Carmiggelt volkomen voorbij, toch is er dat ene moment dat hem zal blijven heugen. Die vroege ochtend dat hij naar de krant fietst en ineens een jeep ziet waarin twee Canadezen zitten, waarna hij naast hen trapt en van pure opwinding ‘Hoera! Hoera’ roept.
Even aangrijpend is wat hij over de periode na de bevrijding schrijft. Zonder in rancune te vervallen lukt hem het leed van ondergedoken Joden te vertellen, net zoals Joden erin slagen de ergste dingen weg te lachen. Wat Frank Carmiggelt, zoon van de schrijver’ hier heeft samengebracht zijn een behoorlijk aantal Kronkels die nooit eerder in boekvorm zijn verschenen. Met groot vakmanschap neergepende stukjes waarin hij, met zin voor nuance, weergeeft hoe ingrijpend de Duitse bezetting de Nederlandse samenleving veranderde. Een verdomde oorlog die later over hem als een kwalijke schaduw is blijven hangen. ‘De oorlog in stukjes’ is actueler dan ooit. Valt er dan nooit aan te ontkomen?
