De nuchtere natuurlyriek van Dautzenberg
A.H.J. Dautzenberg, ‘Engelland’ 
A.H.J. Dautzenberg is een merkwaardige schrijver. Waar hij met zijn vorige roman ‘De vijf’ een boek produceerde dat het effect sorteerde van een verroeste nagel die door een handpalm wordt geboord, bevindt ‘Engeland’ zich aan de andere kant van het spectrum.
Een naamloze man beslist – na het verlies van zijn vrouw – al zwemmend naar zijn geboortedorp terug te keren. Terwijl hij een rubberboot – slaapplaats en voorraadruimte – achter zich meesleept, zwemt hij met de regelmaat van een Zwitserse klok door de Nederlandse kanalen. Behalve een vriend – die hem bij het vertrek uitwuift – is er geen sociale interactie.
In 1950 won Bert Haanstra (1916-1997) op het filmfestival van Cannes de prijs van beste documentaire met de kortfilm ‘Spiegel van Holland’ (gratis te bekijken op Youtube trouwens), waarin Haanstra gedurende negen minuten via de gestaag voorbijglijdende waterspiegel het Nederlandse landschap evoceert.
Het is een vorm van nuchtere natuurlyriek, die zich tevens manifesteert in ‘Engelland’. Terwijl de reis van de man vordert, wordt hij ontvankelijker voor de impressies die de omringende omgeving hem schenkt.
Hij streelt de koningsblauwe parasolletjes van de ereprijs […] en natuurlijk het wuivend geel van de brem, de bloemetjes die lijken op van verbazing opengevallen kleutermondjes – de namen komen terug.
Een zwarte zwaan strijkt vervolgens neer in zijn rubberboot, wordt een doofstomme reisgenoot waarmee de man desondanks conversaties voert.
Herwonnen verwondering
‘Engelland’ laat zich misschien best kenmerken als een novelle over herwonnen verwondering. Eind vorig jaar had historicus Philipp Blom het in een interview over eventuele ontsnappingsroutes uit de dichtgelijmde rationaliteit van algoritmes. Eén van die mogelijke routes was: een reis ondernemen zonder digitale hulpmiddelen. Het lijkt alsof Dautzenbergs personage dezelfde strategie hanteert in ‘Engelland’.
Los van de thematiek, valt ook hier weer Dautzenbergs taalgevoel op. Het zou relatief eenvoudig geweest zijn – natuurpracht, weet je wel – om continu gebruik te maken van een extatisch taalregister, maar dat is hier dus niet het geval. De lyriek is met mate gehanteerd, zodat het contrast met de repetitieve handeling van het zwemmen in de verf wordt gezet.
Duwen, groeperen, steken en glij-den.
Duwen, groeperen, steken en glij-den. […]
De oude man klimt uit het water en bindt de boot vast aan de stam van een jonge eik […]‘De halve maan ziet eruit als geel snoepgoed,’ mompelt de man en hij wendt zijn hoofd af. Zijn vrouw hield meer van snoep dan hij.
Een opmerkelijk boek van een opmerkelijke schrijver. We hopen dat hij inconsequent blijft.

