Dautzenberg vertelt gruwelijke sprookjes
A.H.J. Dautzenberg, ‘De vijf’
Tijdens het lezen van ‘De vijf’ dachten we aan de televisiereeks ‘Van de schoonheid en de troost’ (’00). Natuurkundige Leon Lederman vertelt erin geanimeerd over een science fiction-verhaal dat hij ooit schreef. In het verhaal kunnen apen via een pedaal het genotsgevoel opdrijven in hun hersenen. Hoe harder ze op het pedaal drukken, hoe groter het genot. Zijeffect: hoe harder ze drukken, hoe hoger de stroomstoten worden opgevoerd die simultaan door hun lichamen werden gejaagd. “Ze genieten zich letterlijk dood”, besloot Lederman. “Maar het is gewoon een verhaal.”
Niet bepaald easy reading
Het is gewoon een verhaal. Een rustgevende formule die de lezer kan hanteren tijdens het lezen van ‘De vijf’. Want de roman is niet bepaald easy reading. Niet dat Dautzenberg een complexe of ver doorgecomponeerde taal hanteert. Ook de opbouw van het verhaal is kristalhelder. En een bonte stoet van personages herbergt deze roman ook al niet.
Waar schuilt het ongemak dat ons bij momenten overviel dan wel in? In de reserveloze wreedheid die de vier tienermeisjes hier hanteren. Dezelfde wreedheid die we kennen van Kubricks film ‘A Clockwork Orange’ (’71) – er wordt trouwens gerefereerd aan de film in het boek – of Juli Zehs roman ‘Speeldrift’ (’04). Een wereld waarin het genot van de protagonisten afgemeten wordt aan het veroorzaakte leed bij een ander.
Castraties tegen fabriekstempo
In ‘De vijf’ worden mannen en jongens gecastreerd tegen fabriekstempo, worden kinderen omgebracht door hen opzettelijk te laten vallen op matten waarop gebroken glas is vastgelijmd en krijgen ouders soep geserveerd die van mensenbotten afkomstig is.
Net als in ‘A Clockwork Orange’ is het vooral de bedrieglijk lichte verteltoon die ervoor zorgt dat er een merkwaardig contrast ontstaat tussen de rijkelijk aanwezige geweldpassages en hoe die gepercipieerd worden bij de lezer. Wanneer de tienermeisjes het oog van een man letterlijk wegbranden beschrijft Dautzenberg dit in dartele taal.
‘Ik begin bescheiden. De punt van de soldeerbout houd ik op ongeveer een centimeter, zodat het oog begint te oscilleren. […] Met de bout brand ik eerst wat wimpers weg en daarna zijn de wenkbrauwen aan de beurt. Het knisperen klinkt herderlijk, het doet me ergens denken aan kerst – het stiekem verbranden van dennennaalden in de vlammetjes van de kerstkrans.’
Vileine maatschappijkritiek
Charlotte Remarque bedacht in het tijdschrift De Groene Amsterdammer deze roman met de term nep-liberalisme, wat naar ons gevoel naast de kwestie is. Tot drie keer toe lezen we in deze roman de zinsnede “Fais ce que tu voudras”, een ondubbelzinnige verwijzing naar François Rabelais’ klassieke satirische en extravagante roman ‘Gargantua en Pantagruel’ (1532-1534). Taalhumor, absurditeit en vileine maatschappijkritiek vloeien rijkelijk bij Rabelais. Dezelfde ingrediënten zijn hier terug te vinden:
‘De taal hunkert naar verwijding, naar ongemak, zeker in deze truttige tijden; de taal snakt naar een aanlokkelijke zwavellucht die de hermeneutiek weer eens doet trillen van opwinding.’
Overdreven? Laten we niet vergeten dat een paar jaar terug het kreupele onwoord ‘knuffelcontact’ tot woord van het jaar werd verkozen.
‘De vijf’ is een werk dat bij hoogstwaarschijnlijk erg slecht zal vallen bij liefhebbers van pluche literatuur. Het soort boeken waarbij lezers het “realiteitsgehalte” prijzen en het feit “dat ze er iets van opsteken”. Hier leer je geen enkel feit waarmee je een quiz kan winnen in een parochiale zaal. Dit boek vormt een verwrongen taaluniversum op zichzelf.
Droogstoppels laten deze kelk beter aan zich voorbijgaan. De anderen dienen het te lezen op hun geestelijke gezondheid. Dit is immers gewoon een verhaal verteld in een tijd waarin we continu gemotiveerd worden om “te genieten”. Dan hoor je al graag eens een tegenstem.