Antonio Gramsci’s filosofie van de praxis

Antonio Gramsci, ‘Filosofie van de praxis’
De bloemlezing ‘Filosofie van de praxis’, samengesteld, ingeleid en vertaald door Yvonne Scholten, biedt een waardevolle selectie uit het werk van een van de invloedrijkste politieke denkers van de twintigste eeuw. Hoewel de uitgave door de inleiding van Stijn Klarenbeek historisch en theoretisch wordt verankerd, blijft het boek vrij ontoegankelijk voor wie niet vertrouwd is met Gramsci’s denken. Dat is deels te wijten aan de omstandigheden waarin het werk tot stand kwam: geschreven in gevangenschap, onder censuur, in schriftjes vol verwijzingen, omwegen en filosofische voorzichtigheid.
Revolutionair denkwerk tussen celmuren
Geboren op Sardinië in 1891, verliet Gramsci in 1911 het eiland om te studeren in Turijn. Zijn oorspronkelijke academische interesse ging uit naar de Italiaanse taalkwestie (la questione della lingua), en hij studeerde onder taalkundige Matteo Bartoli. Maar al snel raakte hij betrokken bij socialistische netwerken en de arbeidersbeweging. In 1919 richtte hij het tijdschrift ‘L’Ordine Nuovo’ op, waarin hij pleitte voor een revolutionaire herordening van de maatschappij. Die hoop werd de kop ingedrukt door de opkomst van het fascisme. In 1926 werd Gramsci gearresteerd en verbleef hij de rest van zijn leven grotendeels in gevangenschap.
Het zijn juist deze jaren in de cel die zijn blijvende intellectuele nalatenschap vormen. In de dertig schriftjes die bekend staan als de ‘Quaderni del Carcere’ (Prison Notebooks) ontwikkelde Gramsci zijn filosofie van de praxis: een herinterpretatie van het marxisme, in dialoog met de Italiaanse idealisten (Croce, Gentile), de moderne taalkunde, wetenschap en literatuur.
Gramsci’s netwerkdenken en het concept ‘hegemonie’
Een kernbegrip in Gramsci’s denken is hegemonie: de wijze waarop culturele dominantie en ideologische instemming tot stand komen zonder fysiek geweld. Gramsci’s analyse van macht als een complex netwerk van ideeën, taal en instellingen werd een cruciaal instrument voor kritische theorie. Zijn denken had dan ook grote invloed op latere politieke filosofen zoals Ernesto Laclau en Chantal Mouffe, die in ‘Hegemony and Socialist Strategy’ (1985) het begrip een nieuwe strategische invulling gaven binnen post-marxistische denkrichtingen.
Taal, vertaling en culturele bemiddeling
Gramsci’s interesse in taal en vertaling is opvallend vooruitstrevend. Volgens Peter Ives (2004) positioneert hij zich tussen het positivisme enerzijds en het idealisme van Croce anderzijds. Voor Gramsci is taal historisch én sociaal: ze weerspiegelt klassenverhoudingen, hegemonische strijd en culturele verschuiving.
In zijn werk ontwikkelt hij een originele visie op vertaling als praktische, politieke activiteit. Domenico Jervolino (2010) toont overtuigend aan hoe Gramsci zich afzet tegen Croce’s stelling dat poëzie onvertaalbaar is en tegen Gentile’s tendens tot spiritueel idealisme. Voor Gramsci is vertaling altijd bemiddeling — een proces waarin ideeën transformeren wanneer ze zich verplaatsen tussen contexten, talen en gemeenschappen. Daarmee is hij een voorloper van hedendaagse benaderingen in de vertaalkunde, waarin vertaling wordt gezien als een sociaal-politieke handeling met culturele impact.
Een relevante en noodzakelijke uitgave
De selectie en vertaling van Scholten zijn zorgvuldig samengesteld, maar bevatten een paar slordigheden. Zo is het niet altijd duidelijk wie de voetnoten heeft toegevoegd. Soms is dit de Italiaanse vertaler, soms de Nederlandse vertaler. Soms staat er geen naam.
De complexiteit van Gramsci’s proza is evenwichtig, leesbaar en helder, zonder in te boeten op theoretische diepgang. Klarenbeeks’ situerende inleiding biedt een introducerende context, maar Gramsci’s teksten echt begrijpen, lukt pas na uitgebreide studie. Het duurt namelijk even voor de historische context van Italië in het begin van de twintigste eeuw duidelijker in beeld komt. Desondanks biedt de bloemlezing een waardevolle inkijk in het denkwerk van Gramsci.
Conclusie
‘Antonio Gramsci – Filosofie van de praxis’ toont hoe revolutionair denken zelfs onder de meest vijandige omstandigheden stand kan houden. Deze uitgave werpt niet alleen licht op het intellectuele universum van Gramsci, maar biedt ook een krachtig kader om actuele machtsverhoudingen, taalpolitiek en culturele strijd te analyseren. In een tijd van ideologische versnippering, informatieoorlogen en sociale transformaties blijft Gramsci’s denken onverminderd urgent.
