Sylvain Tessons zoektocht naar het Grote Niets

Sylvain Tessons zoektocht naar het Grote Niets

Sylvain Tesson, ‘Wit’ 3 out of 5 stars

Zonder al te veel in de kijker te lopen groeide Sylvain Tesson (1972) de afgelopen tien jaar uit tot een redelijk populair auteur. Zijn werk sluit aan bij dat van Paolo Cognetti, waarbij beide schrijvers vertrekken vanuit de wisselwerking tussen mens en natuur. Cognetti voert daarbij personages op, Tesson neemt zichzelf als uitgangspunt.

‘Wit’ is het relaas van drie vrienden die zich door de Alpen begeven al toerskiënd. Dit is een sport waarbij de skiër zelf de berg op- en afwandelt in plaats van gebruik te maken van een skilift. De omvangrijke reis – verspreidt in tijd tussen ’18 en ’21 – neemt een aanvang in het zuiden van Frankrijk en vindt zijn eindpunt in Slovenië.

Afwezige heroïek

Hardcore heroïek is ver te zoeken in ‘Wit’. Weerspannigheid vormt eerder de rode draad doorheen dit reisverslag. De weerselementen zitten – kan het anders? – niet mee. Afstomping loert continu om de hoek. En in het laatste deel duikt de dreiging van corona op. Een berg opwandelen: het lijkt zo eenvoudig. Niet dus.



Ik kwam weer tot dezelfde slotsom: noch energie, noch kracht, noch een goede gezondheid (noch de ‘outfit’) vormen de wapens van de langeafstandsskiër. Alleen met tijd kun je de ruimte aan. Domweg accepteren dat de uren omvliegen […] er absoluut zeker van zijn dat ze worden benut: daarmee wordt het reliëf overwonnen.

‘Wit’ leest als een verslag waarbij monotomie opgezocht wordt en tegelijkertijd bestreden wordt. De dagen van Tesson vertonen een vast patroon. De latten worden aangetrokken, na een stevig aantal uren treedt de vermoeidheid in, waarna een utilitaire hut wordt opgezocht. Een gereduceerd bestaan waarbij er geen zorgen bestaan of de vuilniszak morgen dan wel overmorgen op de stoep dient te staan.

De lokale Carrefour of de Alpen

De zoektocht die Tesson en zijn twee kompanen ondernemen is die naar het sublieme. Die situatie waarbij de mens het gevoel opzoekt bedreigd te worden in haar/zijn bestaan waarbij de effectieve dood op een veilige afstand blijft. Sommige mensen zoeken dit op tijdens het bungeejumpen, Tesson zoekt het op in de Alpen. Nog anderen overkomt dit al wanneer ze met hun winkelkarretje de lokale Carrefour binnenrijden. Mensen verschillen nu eenmaal van elkaar.

Het probleem met ‘Wit’ is evenwel dat de Fransman bij momenten toevlucht neemt tot sleets taalgebruik om deze gemoedstoestand te duiden.

Je ademt het Wit, je spoort door het licht. De wereld fonkelt, de weidsheid is overweldigend. En door al het schoons dat je ogen indrinken, word je innerlijk opgetild.

Tesson is naar ons gevoel op zijn best als hij commentaar levert op de samenleving. Soms toont hij zich daarbij voorspelbaar (zijn uitvallen tegen het consumentisme), maar vaker is hij ronduit vilein grappig.

In het leven hoef je alleen maar je dagelijkse portie kilometers af te leggen om je senang te voelen. De mensheid leek dit principe te hebben begrepen: iedereen was gaan joggen.

‘Wit’ is ook een boek over vriendschap. Niet het soort roman dat vriendschap op een uitbundige manier celebreert zoals Bart Wagendorps ‘Ventoux’ (’13), maar waarbij via zuinige zinnen de wederzijdse sympathie afgetast wordt. Wanneer Tesson en Du Lac voor het eerst hun kompaan Rémoville ontmoeten, lezen we:

‘Hij was aardig,’ zei Du Lac.
‘We waren een mooi trio,’ zei ik.
‘Iets wat goed gaat, duurt nooit lang.’

Het soort afgemeten zinnen die we kennen uit westerns van Budd Boetticher.

‘Wit’ is geen puntgaaf boek. Het zal ook niet verschijnen op de eindejaarslijstjes, vermoeden we. Misschien is dat een aanbeveling.

Related Images: