Betoverende taal in Vilhelms kamer van Tove Ditlevsen

Betoverende taal in Vilhelms kamer van Tove Ditlevsen

Tove Ditlevsen, ‘Vilhelms kamer’ 5 out of 5 stars

Tove Ditlevsen (°1916) is gestorven in 1976. Maar ze is springlevend in de Nederlandse letteren dankzij de fantastische vertalingen van Lammie Post-Oostenbrink voor uitgeverij Dag Mag.

Het is een aangename kennismaking. Ondanks de leeftijd van de vertaalde romans en verhalen, voelt Ditlevsen als een frisse, authentieke stem die nog niet(s) aan relevantie heeft ingeboet. Na de Kopenhagentrilogie, de roman ‘De gezichten’ en de kortverhalenbundel ‘Kwaad Geluk’ kunnen we sinds november 2024 ook ‘Vilhelms kamer’, Ditlevsens’ laatste roman lezen.

Begin

In het Denemarken waar ze leefde werd Tove Ditlevsen al vroeg een gevierd auteur. Op 20-jarige leeftijd publiceerde ze haar eerste gedicht ‘Aan mijn dode kind’. Ze schreef poëzie, proza, kinderboeken en autofictie nog voor het genre op die manier benoemd werd. De rauwe en directe stijl die al in haar eerste dichttitel duidelijk is, wordt Ditlevsens handelsmerk.

Tove Ditlevsen was bij leven enorm populair in Denemarken. Zowel haar werk als de roddels over haar persoonlijk leven werden door velen gesmaakt. Haar problematische huwelijken met 4 verschillende mannen, haar verslavingen en depressies werden destijds breed uitgesmeerd in de media.

‘Vilhems kamer’ beschrijft, nogal slecht verhuld, Ditlevsens’ laatste huwelijk met Victor Andreasen. Het vertelt het verhaal van Lise en Vilhelm, en wat het einde van hun relatie lijkt te zijn. Het boek begint op het moment dat Vilhelm vertrekt om bij zijn zoveelste minnares in te trekken. Met een publieke advertentie in de krant waar hij de baas van is verhuurt Lise vanuit de psychiatrische afdeling zijn kamer aan iemand anders. Ze maakt daarmee duidelijk dat wat haar betreft hun huwelijk voorbij is. Maar is dat wel zo?

Toveren met taal

Ditlevsen tekent in Vilhelms kamer de aftakeling van een lange relatie. Ze duidt de verwarring die daarbij komt kijken met een mix van stijlen en vertellers. Nu eens bevinden we ons in het hoofd van een van de personages, dan weer worden we aangesproken door een alwetende verteller die ons op belerende toon toespreekt. Het is een bevreemdende leeservaring die naar de keel grijpt.

‘En nu zullen we scènes uit haar innerlijke leven afspelen, vermengd met uiterlijke gebeurtenissen die nietszeggend of betekenisloos zijn; dat zal blijken. … Deze vrouw moet ik een nieuwe taal schenken… En daarmee moet ze haar ondergang tegemoet lopen, zoals zoveel anderen in deze stad, waar mensen elke dag sterven in hun eenzame holen, zonder het opvalt, pas als de buren last krijgen van de stank; een stortvloed aan gruwelijke lotgevallen die nooit worden opgeschreven.’  

In bepaalde stukken van de roman wordt Lise de ik-verteller die Vilhelm rechtstreeks aanspreekt. Uit deze passages spreekt tederheid.

Opeens dacht ik geheel overweldigd: hij is helemaal niet jong meer! Iets aan je houding en je aarzelende bewegingen, een vage zweem van verval, nauwelijks zichtbaar, maar het wàs er, ik had het gezien en vanaf nu zou het langzaam bergafwaarts gaan, en het had iets ontzettend treurigs, ik moest tegen de zon knipperen om mijn tranen tegen te houden.

Ditlevsen schuwt de dood niet. Ze is gefascineerd door verval en sterven om en in ons. Haar geschriften koketteren met woorden als ‘verderf’, ‘verbittering’ en ‘verlamming’.

Ditlevsens’ stijl is weergaloos. Haar rake observaties zijn donker maar fris. Haar taalgebruik bijtend jong. Dit boek kan evengoed in 2025 zijn geschreven. Ze brengt de zwartste gedachten met een gouden lichtgevend randje. Ditlevsen (en haar vertaler) speelt met klanken en heeft er een handje van weg zware thema’s luchtig op te kloppen met briljante vergelijkingen of grappige fait divers. Bovendien is droge of absurde humor nooit veraf.

‘Ik vroeg Nadja, mijn psychologenvriendin, om raad zonder erbij stil te staan dat het in een huwelijk steeds slechter gaat naarmate er zich meer mensen mee bemoeien. … Ze kende een psychiater die mij misschien wilde behandelen, hoewel het gerucht dat ik knettergek was tamelijk wijdverbreid was onder artsen.’

Ditlevsens roman gaat niet enkel over dit specifieke huwelijk, maar over de condition humaine. Het toont menselijke eenzaamheid en onze allesverterende nood aan verbinding. Ze heeft het niet enkel over de lelijkheid van een uiteenvallende relatie maar ook over over de mogelijkheid van liefde, al kan menselijk samenzijn volgens haar slechts kortstondig bestaan.

Einde

Die mogelijkheid blijkt uiteindelijk niet genoeg. Het laatste deel van de roman beschrijft hoe Lise niet enkel teleurgesteld is in liefdesrelaties, ze neemt het besluit zich terug te trekken uit het leven zelf. Vilhelm voorvoelt wat ze wil doen en belt haar op en ‘… ze hoort dat de telefoon maar blijft rinkelen en ze hoeft niet op te nemen om te weten dat hij het is‘.

De diepe connectie die er blijkbaar nog is helpt niet.  Vilhelm belt een taxi maar de auto’s kruisen elkaar en ze zijn elkaar voorgoed kwijt: ‘Het begon weer harder te regenen en haar bewusteloze lichaam zou snel afkoelen. Vilhelm liep, grijsharig en gedrongen, terug naar Radhuspladsen – gedoemd om verder te leven.’

Dit akelige einde is een voorafspiegeling van wat met Ditlevsen zelf gebeurde. In maart 1976 sterft ze na het nemen van een overdosis. Haar begrafenis in centrum Kopenhagen trekt duizenden fans.

Related Images: