Spookte Cyriel Verschaeve in de Visscherie?

Spookte Cyriel Verschaeve in de Visscherie?

Els Snick, ‘De feestzaal van mijn ouders’ 4 out of 5 stars

Els Snick (1966) is lang geen onbekende in de literaire wereld van de Lage Landen. Zo geniet ze als vertaler van Duitse literatuur, vooral het werk van Joseph Roth, een stevige faam. Tussen haar vertaalwerk door werkte ze talloze jaren aan ‘De feestzaal van mijn ouders’. Een boek dat zoveel meer is dan louter de teloorgang van de Visscherie, een West-Vlaamse horecazaak.

Els Snick maakt van meet af aan duidelijk uit welk nest ze is gevallen. Vader Oswald en moeder Monique, haar ouders, staan symbool voor het aloude cliché van de hardwerkende West-Vlaming. Altijd op de hoede voor wat de mensen zouden zeggen. Redenen te over om hun vijf kinderen streng op te voeden. Geen seks voor het huwelijk, trouwen voor de kerk, en op homoseksualiteit en scheiden rust een taboe. In een dergelijk milieu, in en naast de Visscherie – waar bruiloftsfeesten aan de lopende band werden georganiseerd – is ze opgegroeid.

Het was allicht goed werken in de West-Vlaamse horecazaak, waar aan voldoende personeel om op te dienen en te poetsen nooit gebrek is geweest. Als echter blijkt dat geen van de kinderen interesse heeft om de Visscherie voort te zetten beslist het echtpaar Snick-Vanacker in 1992 hun zaak te verkopen. De Visscherie verandert in ‘Salons de Visscherie’, de familiale sfeer verdwijnt en het trouwfabriekje stevent af op een langzame dood. De gebouwen raken in verval. Een projectontwikkelaar wil er luxeappartementen neerpoten. Het geeft Els Snick een schok. Ze moet iets doen, al was het maar om zo veel herinneringen niet verloren te laten gaan.

Het klassieke trouwmenu van de Visscherie

Een afscheidswandeling in en rond de Visscherie is een enorme meevaller: honderden belangstellenden tekenen present. Er worden herinneringen opgehaald, leuke anekdotes verteld, én er vallen namen als Lootens en Cyriel Verschaeve. Daar kan best een boek over geschreven worden.

Een nagenoeg episch verhaal bevolkt door rijke lieden van weleer, burgers met aanzien, lokale politici, of individuen met artistieke ambities. En ooggetuigen van het eerste uur zoals Etienne, de hondstrouwe kok. Het is de tijd van een vaste menukaart: garnalencocktail, kalfszweriken en orloffgebraad, en als dessert café glacé of crème brûlée. Ook al vlogen de potten in de keuken af en toe in het rond, Etienne was nooit echt boos op madame Monique.

Alles werd meteen probleemloos bijgelegd. Poetsvrouw Dina is Els Snick evenmin vergeten. Van haar leerde ze dat ze met niemand mag lachen, altijd vriendelijk moest zijn en dank u wel zeggen als ze iets kreeg. Het zijn met verve en empathie geschreven portretten die de deur openzetten naar het vroegere ‘trouwfabriekje’ in Oostrozebeke. Een verleden dat de auteur in een ruime historische context weet te plaatsen en waaraan grondig researchwerk is voorafgegaan.

Jozef Lootens de rechterhand van Cyriel Verschaeve

Wie weet overigens nog wie Jozef en Maria Lootens waren? Of dat Cyriel Verschaeve hier een geregelde gast was? Verschaeve het is een naam die de auteur uitermate triggert. Er wordt een afspraak met Romain Vanlandschoot, auteur van ‘Kapelaan Verschaeve’, gemaakt. Van hem verneemt ze onder andere wat Jozef Lootens, een rijke brouwer uit Oostrozebeke, allemaal voor hem heeft gedaan.

Jozef Lootens, een rijke dokterszoon en eigenaar van het domein, waar Oswald Snick in 1970 zijn feestzaal opende, is een vermogend iemand met literaire ambities. De man is nauw bevriend met Ernest Brengier, een talentvol musicus en poulain van componist Peter Benoit. Brengiers grote droom is ooit een opera te schrijven met opvoeringen in schouwburgen in Gent en Antwerpen.

Als Lootens met het idee komt aanzetten een opera te componeren over Gudrun, een op een Germaans epos gebaseerd drama van Albrecht Rodenbach, begint hij vrijwel meteen muziek te schrijven en thema’s te schetsen. Lootens neemt het libretto voor zijn rekening. Omdat hij twijfelt aan de kwaliteit ervan, neemt hij vervolgens contact op met Cyriel Verschaeve, in die tijd priester-leraar aan het college van Tielt. Binnen de week ontvangt hij tot zijn verrassing al uitvoerig commentaar, waarna Verschaeve voorstelt bij hem op bezoek te komen.

De ontvangst verloopt prima, beiden kunnen het met elkaar best vinden. Enige tijd later begeeft Verschaeve zich naar Oostrozebeke, waar hij door de familie Lootens met de nodige egards wordt ontvangen. Wat ooit bewondering was voor de priester-dichter slaat bij Jozef om in adoratie. Dusdanig dat hij als het ware de rechterhand van Cyriel Verschaeve wordt. Ze reizen samen naar Parijs waar ze urenlang in het Louvre vertoeven, plannen een reis door Italië.

‘Cyriel had geen idee hoeveel hij voor hem betekende. Alles, maar ook werkelijk alles, mocht hij van hem vragen. Jozefs vermogen hoorde ook aan hem toe. Over geld hoefden ze dus niet te praten. Bedanken was misplaatst.’

Verschaeve was een goede pastoor in Alveringem

Overigens laat Lootens op eigen kosten op het domein van de Visscherie een villa voor Verschaeve neerpoten. Hij beschikt er over een atelier waar hij beelden van naakte mannen sculpeert. Sublimeert hij op die manier zijn erotische gevoelens voor jonge kerels als André Demedts, Joris Van Severen of Antoon Vanderplaetse?

Als Els Snick in 1969, aan de hand van haar vader, het intussen vervallen gebouwd betreedt heeft ze er geen idee van wie die Verschaeve in werkelijkheid is geweest. Een man die tijdens de Tweede Wereldoorlog radicaliseerde tot nationaalsocialist, en nadien vluchtte naar Solbad Hall waar hij begraven werd. In 1973 werd hij er door leden van de Vlaamse Militanten Orde (VMO)ontgraven, waarna zijn lijkkist naar de dodenakker van Alveringem is overgebracht. Hij is er nog altijd niet vergeten, zo noteert de auteur in februari 2024, na een babbel met de huidige kapelaan:

‘Verschaeve was een zeer goede pastoor. En er is hier ook een Verschaeveplein, een Verschaevemuseum…en dat zal zo blijven. (…) Wat er tijdens de Tweede Wereldoorlog is gebeurd, daar weten de mensen hier niets van.’

‘De feestzaal van mijn ouders’ is een fascinerend boek over een duister Vlaams verleden dat Els Snick met groot vakmanschap naar boven heeft gespit. Flamingantisme, collaboratie, dorpsruzies, een blik achter de coulissen van de kerk, enzovoort het komt allemaal aan bod. Het laat zich in een sublieme stijl lezen als een ware Bildungsroman. Schreef Hugo Claus ‘Het verdriet van België’ dan is dit ‘Het verdriet van de Visscherie’.

Related Images: