Uit de interne keuken van De Arbeiderspers

Uit de interne keuken van De Arbeiderspers

Geerten Meijsing, ‘Het gewicht van woorden’ 2 out of 5 stars

Eerder al portretteerde Geerten Meijsing (1950) de legendarische Nederlandse uitgever Theo Sontrop (1931-2017) in zijn geruchtmakende roman ‘De grachtengordel’. Sontrop was de man die De Arbeiderspers tot een succesvolle uitgeverij wist uit te bouwen. Met hem onderhield Meijsing een jarenlange correspondentie, nu gebundeld en bezorgd door Roland Fagel in ‘Het gewicht van woorden’.

Met fondsdirecteur Theo Sontrop stond een vakman aan het roer van De Arbeiderspers. Hij was bovendien een belezen man en had oog voor kwaliteit. In overleg met Martin Ros lukte het hem aardig met de meeste van zijn auteurs een goede relatie te onderhouden. Een van die schrijvers was Geerten Meijsing die met ‘De grachtengordel’, een sleutelroman, destijds heel wat beroering in literaire kringen veroorzaakte.

Met Sontrop onderhield hij een jarenlange briefwisseling over hun ontmoetingen, uitstappen en urenlange gesprekken. Het leidde uiteindelijk tot een intrigerend dubbelportret van schrijver en uitgever. Alsook een blik achter de schermen van een uitgeversbedrijf waar het klimaat na de jaren negentig langzamerhand is veranderd.

Plotseling realiseert hij zich dat hoe vriendschappelijk ze ook met elkaar omgingen er op zakelijk gebied een afstand tussen beiden is. Iets wat in een brief van Sontrop (10.1.1991) wordt bevestigd.

‘Helaas worstelen wij constant met een beperkt budget, waardoor het onmogelijk is om bijvoorbeeld bij elke titel te adverteren. (…) Promotie blijft een moeilijke zaak. (…) Nu ik weet dat je bereid bent om naar Nederland te komen om wat dingen te doen, zal ik in elk geval mijn best doen.’

Enigszins neerkijken op Nederlandstalige literatuur

Uit tal van Meijsings brieven blijkt zijn literaire voorkeur hoofdzakelijk naar buitenlandse literatuur uit te gaan, met een uitgesproken voorliefde voor onbekende schrijvers die hij wil vertalen. Andere stokpaardjes zijn: een fascinatie voor Italië waar hij verblijf houdt, en een passie voor Citroën DS en klassieke kunst. Verder heeft hij het bepaald niet op de Nederlandstalige literatuur begrepen, noemt hij Jeroen Brouwers een bejaarde brompot, wiens roem op een constructie berust:

‘De roem van Brouwers was een constructie van hemzelf, bepaald een grotere prestatie dan zijn halfbakken romans zonder clou of plot, vol gezwollen taalgebruik en gelamenteer over de zware weg die de kunstenaar te gaan had.’

De geschiedenisvervalsing van Martin Ros

De dag waarop Sontrop anno 1993 met de VUT gaat – een officieel afscheid heeft hij geweigerd – komt bij hem hard binnen. De dagen zullen voor Meijsing nooit meer dezelfde zijn, maar de contacten blijven. Vanaf dan wordt de correspondentie tussen beiden pas interessant. Het respect is gebleven, Sontrop wordt met ‘Cher maître’ aangesproken, en allerlei interessante wetenswaardigheden komen aan het licht.

Bijvoorbeeld dat Martin Ros binnen de uitgeverij aan geschiedvervalsing heeft gedaan. Dat Theo Sontrop uitgerekend op 1 juni 1993 met de VUT ging was niet toevallig. Enkele weken later zou namelijk de D.A.Thiemeprijs worden uitgereikt aan De Arbeiderspers voor de reeks Privé-Domein. Een eerbetoon aan Sontrop als beeldbepalend uitgever van deze prestigieuze reeks. Een eer die Martin Ros en Ronald Dietz exclusief voor zich opeisten. Het was echter hoofdredacteur Johan Veeninga – hij kwam bij een ongeval om het leven – die initiator van de reeks was geweest.

Het is overigens met Dietz dat Meijsing niet al te best kan opschieten, vooral als hij in een schrijven verneemt dat hij er als uitgever duidelijk andere principes op nahoudt dan Sontrop. In niet mis te verstane bewoordingen laat hij hem weten dat hij wellicht de best mogelijke boeken schrijft, maar hij ze ondanks alle inzet niet kan verkopen. Er is voor Meijsing geen band meer met de uitgeverij bij wie hij met enkele vertalingen tevergeefs aanklopt.

‘Het gewicht van woorden’ is geenszins een van de betere publicaties uit Privé-Domein. De meeste brieven zijn louter zakelijk, er is een voortdurend geklaag over centen, en onderwerpen over allerlei op stapel staande projecten laten zich niet aangenaam lezen. Flink wat snoeiwerk had deze publicatie kunnen redden. Een pluspunt zijn de verklarende opmerkingen aan het einde van het boek.

Related Images: