Queeste naar het trieste lot van de Tasmaanse tijger
Charlotte Van den Broeck, ‘Een vlam Tasmaanse tijgers’
Het is een vreemd idee: op zoek gaan naar een dier dat bijna een eeuw geleden van de aardbol is verdwenen. En toch schrikt het Charlotte Van den Broeck (33) niet af. Van Antwerpen tot in de verste uithoek van Tasmanië ging ze, in ‘Een vlam Tasmaanse tijgers’, op zoek naar de laatste sporen van het dier. Een geslaagd gelaagd boek dat zich op diverse manieren laat lezen.
Het heeft iets van een nieuw soort engagement: kunstenaars en schrijvers die zich met de natuur en biodiversiteit bezig houden. Hoeveel planten en diersoorten worden door de mens bedreigd? Wat is er intussen allemaal verdwenen? Dieren, planten en landschappen die we nooit hebben gezien. Het rouwen om dit alles zet sommigen tot schrijven aan. Zo iemand is bijvoorbeeld Charlotte Van den Broeck.
Na drie dichtbundels en haar prozadebuut ‘Waagstukken’ reisde ze een deel van de wereld af om de Tasmaanse tijger, een al jarenlang verdwenen diersoort, weer tot leven te wekken. Met een stevige dosis empathie, documentatie en getuigenissen van deskundigen wilde ze alles te weten komen over de Tasmaanse tijger. Voor een goed begrip: de Tasmaanse tijger is geen echte tijger, maar een soort wolf met op zijn rug tijgerstrepen.
Over de hele wereld verspreid leefden alle 259 Tasmaanse tijgers maar in negentien verschillende dierentuinen. Eén ervan kwam na een lange omzwerving in de zoo van Antwerpen terecht. Hij leefde er van 1911 tot 1914. In 1936 was de Tasmaanse tijger wereldwijd uitgestorven.
Het dier lijkt van mij te schrikken
Voor Van den Broeck de reden om op zoek te gaan naar de laatste sporen van dit zeldzame dier. Een zoektocht die begint in het archief van de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde in Antwerpen, in de hoop er meer te vernemen over eventuele sporen van de Tasmaanse tijger in België. Veel info valt er niet te rapen, tenzij dat er slechts negen tijgers ooit voet op het Europese land hebben gezet.
Een bezoek aan de zoo van Antwerpen leert haar dat het stoffelijk overschot van de Tasmaanse tijger anno 1914 voor tien Belgische frank werd verkocht aan het Koninklijk Natuurhistorisch Museum van België in Brussel.
De volgende halte van Van den Broeck, waar behalve haar liefde voor dieren, haar fascinatie voor architectuur weer naar boven komt. Met oog voor het minste detail beschrijft ze het interieur van het gebouw met talloze verdiepingen. Ze krijgt er in de tentoonstellingszaal het dier te zien.
‘Ik schrik van de plotse verschijning, maar eveneens lijkt het dier van mij te schrikken – het staat verstijfd op zijn poten gewrongen en in zijn blik lees ik een bangige alertheid. De Tasmaanse tijger ziet er heel anders uit dan op historische foto’s, kleiner.’
Via genetica weer tot leven wekken
Het is het momentum waarop het dier haar niet meer zal loslaten. De Tasmaanse tijger blijft spoken in haar hoofd, niets kan haar informatiezoektocht nog stoppen. Ze wil er alles over te weten komen, en reist naar Londen waar ze in het Oxford University Museum of Natural History. In een ronde pot aanschouwt ze de gevilde huid van een Tasmaanse tijger, net als zijn nauwelijks herkenbare kop.
Het laat zich aanzien dat haar grenzeloze nieuwsgierigheid naar de Tasmaanse tijger haar naar Australië brengt. Een urenlang gesprek met dr. Robert Paddle – hij werkt al dertig jaar aan een monografie over het dier in gevangenschap – leert haar dat er pogingen zijn om het via genetica terug te brengen.
‘Uiteindelijk zal het in de toekomst wel lukken. Het is een kwestie van de genen bij elkaar te brengen. Het probleem is de moeder die het moet baren. (…) Het gaat een extreem moeilijke geboorte worden… maar dat zal waarschijnlijk niet meer in mijn leven gebeuren, of dat van jou.’
Mensen willen alles in een doos stoppen
Om de gevaarlijke klip van een teveel aan namedropping te omzeilen schuift de auteur op de juiste momenten gelukkig een passende verhaallijn in. Zo is er de story van haar verblijf in het nationale park rond de Hartz Mountains in Tasmanië, waar ze door enkele mannen wordt belaagd.
‘Alles in mijn lichaam spant zich aan. Ik ga rechtop zitten en zoek in mijn rugzak naar het zakmes – please, please, laat het niet in de auto liggen, mijn vingers lijken uit mijn handen te glippen.’
Het zorgt voor verademing in het boek dat – het dient zich niet als een fel protest aan – wel een gefundeerde klacht is tegen het koloniale geweld en elke vorm van ecologische agressie.
Rest ten slotte de vraag of na talloze wilde verhalen en samenzweringen de Tasmaanse tijger nog leeft? Charlotte Van den Broeck citeert Nick Mooney, in dienst van Tasmania Parks and Wildlife Service, belast met het natrekken van gemelde waarnemingen:
‘De grap is dat ik niet eens uitsluit dat het dier nog leeft. Sommige collega’s zijn zelfs kwaad op me omdat ik niet vlakaf zeg dat hij uitgestorven is. (…) Ik zeg dat hij “waarschijnlijk uitgestorven is”, en mensen worden er hoorndol van, omdat ze het liefst alles in een doos willen stoppen.’
‘Een vlam Tasmaanse tijgers’ is in alle opzichten een veelzijdig boek, waarbij de verveling geen moment toeslaat. Het biedt de lezer een veelheid aan genres: journalistiek, essay, verhalen en reflecties. Dit alles met grote precisie en in een puntgave stijl neergeschreven.