De mythe Claus eindelijk ontmaskerd?
Mark Schaevers, ‘De levens van Claus’
Wordt Hugo Claus (1929-2008) nog wel gelezen? Is zijn werk in de betere boekhandel nog te koop? Het heeft Mark Schaevers (1956) ervan niet weerhouden om met ‘De levens van Claus’, een vuistdikke biografie, uit te pakken. Een gedurfde poging om de ware Claus, een man achter vele maskers, te tonen.
Ofschoon Piet Piryns tot Claus’ kennissenkring behoorde heeft hij zich niet aan het schrijven van zijn biografie gewaagd. Een onmogelijke opdracht, zo dacht hij er wellicht over. In elk interview definieerde Claus immers zichzelf anders. Van zodra iemand naar de totale Hugo Claus op zoek ging, lukte het hem telkens weer niet thuis te geven. Zelfs geen straat of plein, mocht na zijn dood, naar hem genoemd worden. Een wens die hij naar verluidt testamentair liet vastleggen. Naar een biografie verlangde hij allerminst.
De verschrikkelijke geheimen van zijn bestaan zou hij wel meenemen in zijn graf. Of zoals hij in Réforme liet optekenen: ‘Er bestaat al een tiental biografieën over mij, maar ik heb er niets mee te maken. Ze denken me te vinden in mijn boeken en in de enkele zottigheden die ik tijdens mijn leven heb uitgehaald, maar dat ben ik niet.’
Het heeft Mark Schaevers niet verhinderd op zoek te gaan naar de man die zijn eigen mythe creëerde. Eerder al was hij samensteller van ‘Het verdriet staat niet alleen’. Een selectie autobiografische getinte verhalen van Claus. Verhalen waarin minder heldere passages een truc van de schrijver zijn om een rechtstreekse bekentenis te vermijden. Zuiver autobiografische elementen maskeren, of zoals Claus het zo mooi in ‘Het verdriet van België’ formuleerde: ’Toujours sourire, le coeur douloureux.’
Hij zat niet om een leugen verlegen
Claus was inderdaad een man van vele levens. Een artistieke duizendpoot: dichter, romancier, toneelauteur, schilder, vertaler, scenarist, en regisseur. Bovendien veranderde hij even vlot van mening als van jasje. Om een leugen zat hij evenmin verlegen. Zet je als biograaf met dit alles in je achterhoofd maar aan het schrijven. Wat valt er trouwens nog te vertellen na ‘Hugo Claus. De jonge jaren’ en ‘Hugo Claus. Familie Album’ van Georges Wildemeersch? Twee niet te missen kanjers over zijn beginjaren met een verhelderende link naar zijn magnum opus ‘Het verdriet van België’.
Voor Schaevers zat er helaas niets anders op dan deze informatie te recycleren. Idem met de periode na de Tweede Wereldoorlog, waar hij niet om de uitgebreide correspondentie tussen Claus en Roger Raveel heen kon. Raveel en Herman Teirlinck, die hij meer als een morele dan literaire mentor beschouwde. Beiden zijn voortdurend in zijn leven aanwezig en worden herhaaldelijk geciteerd.
Zijn leven was niet altijd een successtory
Als een plichtsgetrouwe archivaris laat Schaevers geen doos met knipsels en andere documenten ongeopend. Het illustreert alvast dat Claus’ leven bepaald geen onafgebroken successtory is geweest. In 1959 voelde hij zich tijdens een reis door Amerika – hij ontmoette Leo Vroman en Allen Ginsberg in New York – zo eenzaam dat Elly moest overkomen. Bij de geboorte van zoon Thomas was hij niet eens aanwezig. Op zijn veertigste schreef hij naar Karel Jonckheere: ‘het is misschien beter dat ik sterf.’ Er zijn ook voortdurend financiële problemen. Om het hoofd boven water te kunnen houden ziet hij zich in 1978 zelfs verplicht een deel van zijn manuscripten aan particuliere verzamelaars te verkopen.
Los van dit alles schetst Schaevers voortreffelijk de context waarin Claus’ romans, toneelstukken en dichtbundels zijn ontstaan. ‘De verwondering’ was zijn antwoord op de inhoudelijke schraalheid die hem door sommigen werd aangewreven. Een roman over de exaltatie van het individu. Claus, die voor zichzelf de lat altijd hoog legde, noemde het een moeilijk boek voor mensen die niet kunnen lezen. De grootste aandacht in ‘De levens van Claus’ gaat uiteraard uit naar ‘Het verdriet van België’. Zijn magnum opus dat 25 keer werd vertaald en talloze herdrukken haalde.
Al schreef hij er met ‘Een zachte vernieling’ een soort verlengstuk op, het literaire niveau van zijn taalkunstwerk haalde hij niet meer. Enkel ‘De geruchten’, een roman die zowel in Vlaanderen als Nederland positief werd onthaald, kwam enigszins in de buurt. Het komt allemaal aan bod bij Schaevers, net als de Nobelprijs-koorts, zijn verblijf in het zuiden van Frankrijk waar kardinaal Danneels bij hem op bezoek kwam, en zijn filmplannen. Alsook hoe hij zichzelf als schilder zag, wie hem op het idee bracht voor zijn succesvolle toneelstuk ‘Vrijdag’ en roman ‘Omtrent Deedee’ die later als ‘Het sacrament’ werd verfilmd, zijn vriendschappen, enzovoort.
Elly trok vriendinnen voor Hugo aan
“Ik ben dol op vrouwen. Waarom zou ik me dan tot één beperken,” liet hij ooit tijdens een interview optekenen. Ze kwamen en gingen, maar enkel Elly Overzier gaf hem, ook al leefden ze niet meer samen, het gevoel echt zijn vrouw te zijn. Een bijzonder aantrekkelijke verschijning, van wie Louis Paul Boon ooit een sexy foto cadeau kreeg. Hij was er, luidens Elly, zo blij mee dat hij schreef: ‘Alberto Moravio praat met filmsterren, Arthur Miller trouwt met filmsterren, ik verzamel alleen maar foto’s.’
Het was overigens Elly die vriendinnen voor Hugo aantrok of elimineerde. Hun namen zijn inmiddels genoegzaam bekend: Kitty Courbois, Marja Habraken, Sylvia Kristel en Jens. Ze zijn hopeloos verliefd op hem en kunnen hem als Marja Habraken maar niet loslaten. Speciaal voor laatstgenoemde schreef Claus het toneelstuk ‘Het haar van de hond’, plus een gedicht na haar zelfmoord. Nagenoeg even tragisch is de neergang van Sylvia Kristel die uitvoerig aan bod komt. Kitty Courbois kan het dan weer niet hebben dat ze model stond voor het vrouwelijk hoofdpersonage in ‘Het jaar van de kreeft’.
Het laat zich allemaal lezen als een roman fleuve. Toch bleef hij al die tijd officieel getrouwd met Elly, die zijn zakelijke belangen behartigde.
Claus vond trouwen een bespottelijke onderneming
Het was uitgerekend in Gent dat een zekere Veerle de Wit (1952) voor het eerst Hugo Claus ontmoette. Ze had er in maart 1980 regisseur Robbe de Hert afgezet aan de Gentse Lievekaai, waar Elly de casting deed voor ‘De Witte van Zichem’. Enige tijd later inviteerde Claus haar voor een trip naar Rome. Vrij vlug werd ze zijn nieuwe muze en trok anno 1986 in zijn Gentse loft bij hem in. Meteen deed ze zijn correspondentie en beheerde zijn agenda. Er was geen twijfel meer mogelijk: zij en geen ander trok voortaan de krijtlijnen voor Hugo. Elly wist wat haar te wachten stond: een vechtscheiding in afwachting van het huwelijk van Hugo met Veerle de Wit. Het enige wat ze uit de brand wist te slepen was een jaarlijks te indexeren alimentatie.
Alweer grote financiële zorgen voor Claus die aanvankelijk een nieuw huwelijk bepaald niet zag zitten. Trouwen vond hij een bespottelijke onderneming, hierbij verwijzend naar schildpadden en andere edele dieren die zoiets toch niet deden. Wat niemand voor mogelijk hield gebeurde: hij trouwde op 12 juni 1993 met Veerle. Een huwelijk dat over de jaren heen niet bepaald rimpelloos verliep. Met als dieptepunt een dag in juli 2006 waarop ze, via een mail, het nieuws verspreidt dat Claus aan Alzheimer lijdt. Het laatste hoofdstuk uit zijn leven. Kille bladzijden in ‘De levens van Claus’ die bij de lezer een wrang gevoel nalaten.
‘Elly heeft Hugo die laatste zondag nog proberen te bellen, vertelt zoon Thomas, “maar ze geraakte niet voorbij Veerle”. Ze schreef dan maar een brief, die ze niet verstuurde, want het is Thomas die hem bewaart. De brief is gedateerd op 17 maart 2008. ‘Hugo, Volgens je echtgenote ben ik wel de laatste persoon die jij wil spreken, jammer! (…) Ik wil je bedanken voor de prachtige gedichten die jij voor mij schreef! (Oostakkerse gedichten en ring om Ellie) De gelukkigste jaren van mijn leven waren samen met jou! Jammer dat ik geen afscheid van je kan (mag) nemen! Of jij wilde niet? Veel liefs, Elly. Ik denk aan je.’
Mark Schaevers heeft met ‘De levens van Claus’ een opmerkelijk gedocumenteerde en vlot geschreven biografie afgeleverd van een schrijver die het liegen tot kunst heeft verheven. Eigenlijk is Hugo Claus altijd ergens Louis Seynaeve uit ‘Het verdriet van België’ gebleven. Dat kwetsbare jongetje, met een harde kant, dat overal weet te ontkomen. Hoe hard Schaevers ook probeert de ware Claus te ontmaskeren, het beeld van de enigmatische schrijver is, zelfs na deze kanjer van 975 pagina’s, grotendeels overeind gebleven.