De waarheid als historisch verzinsel: Toneelhuis heropent met veilige én noodzakelijke kunst

De waarheid als historisch verzinsel: Toneelhuis heropent met veilige én noodzakelijke kunst

Guy Cassiers, Toneelhuis & De KOE, ‘April’ 4 out of 5 stars

De politiek, de diplomatie en de media: in het echte leven slaan ze zelden of nooit een gezellige babbel. Voor speler en schrijver Willem de Wolf, een van de gezichten van theatercollectief De KOE, is de artistieke bühne de plek bij uitstek om dit trio tot een ontmoetingen te dwingen. Concreet dook de auteur daarvoor de geschiedenisboeken in, richting de prelude tot de Eerste Golfoorlog. Saddam Hoessein en diens minister van buitenlandse zaken Tariq Aziz nodigen onverhoeds de Amerikaanse ambassadrice April Glaspie uit op het presidentieel paleis in Bagdad. Om te polsen of de Verenigde Staten een eventuele Irakese invasie van Koeweit zouden tolereren? Over het ongeveer anderhalf uur durende gesprek, een historisch feit, is veel gespeculeerd, doch de inhoud blijft onopgehelderd. Alleen de verbeelding kan met dat kennisvacuüm iets aanvangen.

In een ontrafeling van de ware toedracht van het gesprek is de Wolf niet geïnteresseerd, wel in het kruispunt van perspectieven dat ontstaat wanneer een journalist een zogenaamde reconstructie van de feiten probeert te maken. Duidelijk is dat de media, pienter geïncarneerd door de immer virtuoze Eelco Smits, op zoek zijn naar een verhaal dat het vertellen waard is, meer dan naar de werkelijkheid als dusdanig. Het narratief moet het begin van de Eerste Golfoorlog markeren, althans dat is het opzet. Gaandeweg wekken Aziz en Glaspie echter de suggestie dat de diplomatie vooral geënsceneerd is, een soort maskerade voor de onafwendbaarheid van de geschiedenis, die zich in zekere zin al heeft voltrokken nog voor Glaspie de hand van Hoessein heeft geschud.

Wie het werk van de Wolf ook maar een beetje kent, weet dat niets loopt zoals het zou moeten. Wat een interview lijkt te gaan worden, mondt langzaam maar zeker uit in een drievoudig vraaggesprek. Zo roept de politiek, via een soms helaas nauwelijks verstaanbare Sabri Saad El Hamus, de media tot de orde: wie doet de waarheid onrecht aan? Zijn het de politici die zich uit vrije wil als demagogen zijn gaan gedragen, of zijn ze daartoe aangezet door een journalistiek die haar gepolariseerde opinies a priori heeft klaarliggen? Anderzijds blijkt de diplomatie, zoals geïllustreerd in de casus April Glaspie, kop van Jut wanneer Washington niet openlijk wil verklaren dat het uit economische overwegingen een vinger in de Arabische pap wil brokken. De media betonen zich op hun beurt selectief doof voor misleidende propaganda uit Koeweit. Omdat Irak in de publieke opinie nu eenmaal was verworden tot ultieme staatsvijand, en de journalistiek vooral succes boekt als ze schrijft wat het collectief horen wil?

Niet toevallig ensceneert Guy Cassiers de verbale schermutselingen tussen de zogezegd anonieme historische pionnen Aziz en Glaspie versus een naamloze journalist op een roterend decor, metaforisch voor de voortdurende transformatie van het perspectief op de werkelijkheid. Hoewel het draaiende platform gevormd door drie stoelen en een fauteuil eenvoudig oogt, geneert de gestileerde ruimte een arena waarbinnen een spel van intimiteit en afstand mogelijk wordt. Vooral Katelijne Damen speelt hier meesterlijk op in. Zij zet Glaspie neer als een vrouw uit een stuk, doch tegelijk als een caleidoscoop waarbinnen haar filosofisch-intellectuele soevereiniteit, haar ontroerende diplomatieke ethos en haar individuele tragiek afwisselend oplichten. Aan een simpele dissectie van haar biografie heeft de Wolf genoeg om er nagenoeg alle thema’s van zijn stuk aan op te hangen.

‘April’ bloesemt overigens ver voorbij de historische realiteit van de diplomatieke ontmoeting. In het verhulde, dat door de contrasterende perspectieven gedoemd is om onopgehelderd en onuitgesproken te blijven, laat de Wolf een intimiteit tussen Aziz en Glaspie ontluiken, een broze menselijkheid die ontstaat eenmaal de maskers zijn afgelegd. Met de laatste woorden uit ‘Lady Lazarus’ van Sylvia Plath introduceert de Wolf bovendien een ander soort woorden, een taal met een andere dimensie, een bekentenis uit de stilte die alleen via kunst kan klinken. In wat een intrigerende finale blijkt, laat hij Glaspie orakelen over de diplomatie als metafoor voor het toneel zelf, over wat nog weerklinkt wanneer het gejoel, de aandacht, het spel verstomt. Wat anders dan poëzie ligt er voorbij de letters? En waar anders dan in het theater (her)vindt de mens zijn relatie tot de ander, en daarmee zichzelf?

Maandenlang hebben cultuurhuizen stof vergaard. ‘April’ laat zien, horen en voelen waarom het leven arm is zonder kunst. Niet omdat het maatschappelijk aan meningen of waarheden ontbreekt, wel omdat er tussen de plooien der opinies niets ontkiemt, tenzij via een artistiek onderzoek. De kunst is een open vraag, zonder de behoefte tot een antwoord.

Copyright posterbeeld: Vincent Delbrouck
Copyright foto: Kurt Van der Elst
Gezien in Bourla op 5/5/2021.

Related Images: