MARCUS MILLER , PAARD DEN HAAG (20/10/2025)

MARCUS MILLER , PAARD DEN HAAG  (20/10/2025)
Marcus Miller in Paard, Den Haag – De groove blijft heilig Er zijn van die avonden waarop je het al voelt voordat er één noot gespeeld is: dit wordt iets bijzonders. De Grote Zaal van het Paard was tot de nok toe gevuld en gonste van verwachting. Mensen lachten, checkten hun telefoons nog één keer, en dan – dat moment van stilte, vlak voor het licht dimt. Marcus Miller komt het podium op. De man die zijn basgitaar al decennia laat zingen, praten en fluisteren als een menselijke stem. Vanaf de eerste klanken was het raak. Die typische Miller-groove – strak, funky, maar nooit geforceerd – zette meteen de toon. Zijn band, een frisse combinatie van jong talent en ervaring, speelde met een vanzelfsprekende volwassenheid. Trompettist Russell Gunn, toetsenist Xavier Gordon, saxofonist Donald Hayes en drummer Anwar Marshall leken feilloos aan te voelen wat hun bandleider bedoelde. Miller dirigeerde nauwelijks; een blik, een glimlach, een kleine knik was genoeg. Alles draaide om vertrouwen. Wat me raakte, was hoe gul hij was op het podium. Geen egotripperij, maar pure muzikale dialoog. Vooral Gunn kreeg alle ruimte – zijn warme, ronde toon riep onvermijdelijk herinneringen op aan Miles Davis, Millers oude mentor. Op zulke momenten leek het alsof Miles even meeknikte vanuit de schaduw, als stille getuige van een muzikale erfenis die nog springlevend is. Halverwege werd de sfeer persoonlijker. Miller nam de tijd om te praten over de betekenis van sommige composities – over de geschiedenis, over slavernij, over muziek als middel om te herinneren. Zijn woorden kwamen niet als een les, maar als een zachte uitnodiging tot reflectie. En dan plots: Happy Birthday! Voor trompettist Gunn, die die dag jarig was. Het publiek zong spontaan mee, zacht maar vol warmte, waarna de band moeiteloos overging in een vlammende versie van “Run for Cover”, als een vrolijk eerbetoon aan de onlangs overleden David Sanborn. Toen Miller zei: “Muziek laat mensen voortleven”, voelde dat niet als een cliché, maar als een waarheid die hij die avond met zijn hele wezen belichaamde. De rest van het concert vloog voorbij in een wervelwind van funk, jazz en soul. Millers bas was de constante factor – soms fluisterend, soms bijtend, altijd trefzeker. En dan, bij de toegift, die herkenning: de iconische baslijn van “Never Too Much” van Luther Vandross. Een paar maten maar, maar genoeg om de zaal in een jubelstemming te brengen. Daarna gleed hij soepel over in een eigen compositie – een knipoog naar zijn verleden, maar met beide voeten stevig in het nu. Toen het licht weer aanging, hoorde ik in de foyer twee stemmen. Een jonge bezoeker riep enthousiast: “Wat een energie, wat een band!” Een oudere jazzliefhebber mompelde dat hij de rauwe randjes van vroeger miste. En ik? Ik dacht: Miller is misschien rustiger geworden, bedachtzamer zelfs, maar zijn groove is nog altijd heilig. Zijn spel ademt niet alleen techniek, maar ook menselijkheid – een diepe, warme connectie tussen muzikanten, publiek en geschiedenis. Op weg naar buiten voelde ik dat ik iets had meegemaakt wat verder ging dan een concert. Het was een les in luisteren, delen en respecteren. En vooral: een herinnering dat echte muziek niet gaat over hoeveel noten je speelt, maar over hoeveel ziel je durft te tonen. Marcus Miller toonde dat in overvloed.

Related Images: