Dit is de top tien beste films van 2025, volgens Bert Potvliege

Dit is de top tien beste films van 2025, volgens Bert Potvliege

Elk filmjaar volgt een herkenbare cyclus, en 2025 is geen uitzondering: een rustige start maakt plaats voor een steeds rijker aanbod vanaf Cannes, gevolgd door zomerspektakel en een herfst waarin festivalfilms en Oscar-ambities elkaar verdringen. Tegen het einde van het jaar wordt bijhouden haast onmogelijk — een luxeprobleem.

Wat ons vooral bijblijft, zijn niet per se de films met de meest expliciete boodschap, maar degene die zich als een ervaring vastzetten. Films waarin je kan verdwijnen, die je ondergaat eerder dan begrijpt. Met dat idee in het achterhoofd blikken we terug op het voorbije jaar. Dit zijn onze tien films van 2025 die het langst blijven nazinderen.

10. The Love That Remains (Hlynur Pálmason)

IJslandse filmmaker Hlynur Pálmason maakte in 2023 een diepe indruk met ‘Godland’, een verschroeiend poëtisch portret van zijn thuisland. De vraag hoe een maker zo’n gevierd werk opvolgt, blijft altijd intrigerend. Met zijn nieuwe film, ‘The Love That Remains’, schroeft Pálmason zijn ambities bewust terug en kiest hij voor een kleiner verhaal over het reilen en zeilen van een gescheiden gezin.

Opvallend is hoe hij, ondanks de bescheiden tranche de vie-aanpak, opnieuw een opmerkelijke hoeveelheid poëzie weet te distilleren. Met creatieve flair serveert hij een rijke wereld van visuele vindingrijkheid. Het resultaat is een sfeervolle, licht betoverende film die met overtuiging wordt neergezet.

‘The Love That Remains’ mag dan een lichtere Pálmason zijn, het vakmanschap achter de schermen blijft onmiskenbaar. Zijn poëtische blik werkt opnieuw als een stille kracht. Niet onterecht werd de film beloond met een speciale juryprijs op het meest recente Film Fest Gent.

9. It Was Just An Accident (Jafar Panahi)

Opvallend hoe de winnaar van de Gouden Palm in Cannes bijna elk jaar opnieuw in onze eindejaarlijst verschijnt — een bewijs van de blijvende kwaliteit van dat festival. Vorig jaar dook ‘Anora’ op in onze lijst, en dit jaar is het de beurt aan ‘It Was Just An Accident’ – een meer dan terechte winnaar van het festival.

Regisseur Jafar Panahi is een man naar ons hart. Zijn films, vaak kritisch voor het Iraanse regime, moet hij steevast zonder vergunning draaien. Dat leverde hem al meermaals een gevangenisstraf op, soms gevolgd door een hongerstaking. Afgelopen maand werd hij — terwijl hij in de Verenigde Staten campagne voerde voor zijn nieuwe film — bij verstek nogmaals veroordeeld tot een jaar cel.

Panahi maakt al lange tijd bijzonder sterke cinema. Met een scherpe maar humane blik vertelt hij verhalen over het leven in Iran, waarin weloverwogen, subtiel gedoseerde humor een onverwachte maar doeltreffende plaats krijgt — humor als daad van verzet (‘Taxi’, ‘3 Faces’). In ‘It Was Just An Accident’ volgen we enkele mensen die in het verleden ten onrechte werden opgesloten en nu menen hun folteraar opnieuw te herkennen. Zeker zijn ze echter niet. Wat volgt is een indringende exploratie van hoe zij met die onzekere ontdekking omgaan.

Panahi’s kritiek op de overheid was zelden zo direct als hier, en de internationale weerklank van zijn werk zelden zo groot. De film is een uitstekend werk van een fascinerende maker — zonder twijfel een van de hoogtepunten van het voorbije filmjaar.

8. Jeunes Mères (Jean-Pierre & Luc Dardenne)

Jeunes Mères’ is het nieuwe — en inmiddels zoveelste — sociaal-realistisch drama van de Belgische broers Dardenne. Decennia ver in hun illustere carrière en nog steeds behoren ze tot de absolute wereldtop.

Hun films boeien, door het fascinerende evenwicht tussen medelevende cinema en scherp maatschappijkritisch onderzoek – tussen empaat en socioloog. Wat de Dardennes bijzonder maakt, is hun zelfbeheersing. Hun kenmerkende cameravoering — obsessief geënt op de protagonist (of in het geval van ‘Jeunes Mères’: vijf tienermoeders) — blijft een intellectuele visuele benadering. Ze bestuderen hun onderwerpen op weldoordachte en analytische wijze. Hapklaar sentiment blinkt uit in afwezigheid.

Misschien zijn hun films vandaag net iets minder urgent en verrassend dan twintig jaar geleden, maar hun meesterschap staat buiten kijf. ‘Jeunes Mères’ is opnieuw een overtuigend bewijs van hun kunnen.

7. Queer (Luca Guadagnino)

Queer’ in deze lijst is voor velen misschien de vreemde eend in de bijt. Luca Guadagnino, de veelfilmer achter prachtwerken als ‘Call Me By Your Name’ en ‘Suspiria’, heeft zich recent aan overdaad bezondigd: drie films in twee jaar, met wisselende kwaliteit. Deze nieuwe film werd wat lauwer onthaald, dus zorgeloos waren we allerminst toen de zaallichten doofden. Maar onze argwaan smolt als sneeuw voor de zon.

We volgen het mistroostige bestaan van de in Mexico-Stad verzeilde expat William Lee, een homoseksuele man die koortsachtig zoekt naar liefde, seks en bevestiging. Zijn door alcohol vertroebelde blik vertaalt zich in een vertelstijl die zowel fascinerend als ontregelend is. Niet sinds ‘Eyes Wide Shut’ hadden we het gevoel zo verstrikt te raken in een droomrijk labyrint. Het lijkt Mexico, maar is het dat wel? De licht surreële toon wordt uitgesprokener wanneer het geheel richting een existentiële ayahuasca-finale beweegt — met een bijna onherkenbare Lesley Manville als kers op de psychotrope taart.

In de rol van de intellectueel wauwelende en bezopen Lee tref je een gepensioneerde James Bond – Daniel Craig in de rol van zijn leven. Zijn Lee is een mengeling van een verloren ziel, onbetrouwbaar roofdier en dronken romanticus. En toch: wat maakt Craig het verbazend eenvoudig om verliefd te worden op zo’n literair figuur – een verscheurd personage.

6. Flow (Gints Zilbalodis)

De doorgaans rustige start van het filmjaar kreeg dit jaar al meteen een flinke oplawaai, met twee opvallende films in de eerste maand, waaronder de Litouwse animatiefilm ‘Flow’ (de andere film vind je op de derde plaats). De jonge cineast Gints Zilbalodis vertaalde zijn liefde voor dieren in dit kleine meesterwerk tot een zacht poëtisch verhaal over een kat die samen met enkele metgezellen – waaronder een stoïcijnse capibara en een materialistische maki – probeert te overleven op een boot tijdens de Apocalyps.

Wat de film bijzonder maakt, is dat hij volledig tot stand kwam met de open-source animatiesoftware Blender. Zilbalodis schept er een betoverende wereld mee, waarin de personages zonder dialoog of menselijke figuren in de buurt bewegen door een omgeving die voelt als een rustgevende, vrij te verkennen variant van een PlayStation-game: een knap staaltje worldbuilding. Er traagjes met de boot doorheen mogen glijden, voelt bijna als een therapie.

Dat Zilbalodis uiteindelijk de Oscar voor Beste Animatiefilm won, en daarmee het veel duurdere en succesvollere ‘The Wild Robot’ versloeg, maakt het verhaal compleet tot een David‑tegen‑Goliath-succes. Net als Peter Jackson destijds met ‘The Lord of the Rings’, liet een relatief onbekende filmmaker in het gat van de wereld zijn passie spreken op het scherm en veroverde de filmwereld – een inspirerend verhaal.

5. Eddington (Ari Aster)

Wie had gehoopt dat de getalenteerde cineast Ari Aster – een vaandeldrager in zijn generatie Amerikaanse filmmakers (‘Hereditary’, ‘Midsommar’) – na het heerlijke en opzettelijk ontoegankelijke ‘Beau Is Afraid’ een publieksvriendelijkere koers zou varen, komt bedrogen uit. Aster trekt zijn eigenzinnige lijn onverstoorbaar door en maakte met ‘Eddington’ een film waar ogenschijnlijk niemand op zat te wachten.

In deze neo-western kruisen burgemeester (Pedro Pascal) en sheriff (een voortreffelijke Joaquin Phoenix) de degens in het Amerikaanse gehucht Eddington, terwijl de coronapandemie in volle hevigheid woedt. We schrijven 2020. De ene wil dat iedereen zich strikt aan de regels houdt, de andere ziet in de maatregelen een complot tegen de bevolking. Met droge humor en absurde scherpte fileert Aster de hedendaagse VSA-samenleving – van de opkomst van extremisme tot het gebrek aan mediawijsheid en de groeiende politieke polarisatie.

Humor blijkt het enige overlevingsmiddel, want optimistisch over de toekomst is Aster allerminst. De film is een uitzinnige ervaring die gaandeweg steeds grotesker ontspoort: Asters regie is ronduit indrukwekkend, zijn visie compromisloos, en zijn lef bewonderenswaardig. Ongemakkelijk is het zeker, maar ‘Eddington’ bewijst dat Aster met koppige eigenzinnigheid hoge ogen kan gooien.

4. Sirât (Oliver Laxe)

De geruchten uit Cannes over ‘Sirât’ (Oliver Laxe) bereikten ons snel: deze contemplatieve film over de spirituele dimensie van sterfelijkheid werd door sommigen als de beste film van het festival bestempeld. Laxe moest echter genoegen nemen met een gedeelde juryprijs, iets wat ons te mager leek toen wij de film eindelijk te zien kregen. Het resultaat bleek stukken impactvoller dan we hadden verwacht.

Het verhaal zelf is origineel: een vader (Sergi López) zoekt zijn verdwenen dochter tegen de achtergrond van de ravecultuur in de Marokkaanse woestijn. Maar plot en ontknoping zijn minder relevant; het zijn vooral de toon, emotie en poëtische kracht die tellen. Naarmate de film vordert, treedt die poëtische lading steeds meer op de voorgrond. De film streeft naar een sensorische spiritualiteit, vergelijkbaar met de ervaring waar de vele ravers in de film naar snakken.

Op bepaalde momenten doet ‘Sirât’ denken aan het vijftien jaar oude ‘Altiplano’ van Peter Brosens & Jessica Woodworth: ook daar worden de narratieve en thematische puzzelstukken zorgvuldig in beeld gebracht, om vervolgens naar de achtergrond te verdwijnen zodra de poëtische beeldtaal de overhand krijgt.

De laatste tien minuten van de film zijn woordeloos en hallucinant – niet in het minst door de muziek – en zorgden ervoor dat we volledig vergaten dat we in een bioscoopzaal zaten – een maximale belevenis van zinnenprikkelende verbeelding. Het zou zomaar de film van het jaar kunnen zijn.

3. The Brutalist (Brady Corbet)

In de maanden voorafgaand aan de release werd ‘The Brutalist’ reeds met lof overladen (beste regie op het filmfestival van Venetië). Je moet die hype evenwel terzijde schuiven en het aan de prent laten om je te overtuigen. De proloog zat er nauwelijks op toen de film zijn klauwen in ons had, om een slordige 200 minuten lang te boeien. We zagen een Icarus toveren op het scherm – cineast Brady Corbet reikte hoog.

‘The Brutalist’ bleek een viering van all things cinema, waarbij alle facetten van het filmmaken mochten schitteren: Een compromisloze focus op de narratieve laag, met een sterk verhaal over een Joodse architect (Adrien Brody), weggevlucht uit het door oorlog verscheurde Europa. Hij is een gedreven creatieveling die voet aan grond probeert te krijgen in de Verenigde Staten – een allegorie op het kunstenaarschap en de rol van artistieke eigengereidheid. Het acteerspel is van hoog niveau (Brody is een van dé smaakmakers van afgelopen kwarteeuw), de beelden zijn om duimen en vingers bij af te likken, de muziek van Daniel Blumberg stuwt het geheel naar een nóg hoger niveau. En vooral: met een minimaal budget schept men een enorme wereld. Het geheel maakte een grootse indruk.

Dit is niet noodzakelijk ons soort cinema (waarbij de literaire plot primeert), maar de overdondering was voelbaar. Sterke cinema laat ons wekenlang met de score in de oren door de straten flaneren – en ‘The Brutalist’ was daarop geen uitzondering.

2. One Battle After Another (Paul Thomas Anderson)

Wonderkind Paul Thomas Anderson (‘Magnolia’, ‘The Master’) levert met ‘One Battle After Another’ een unicum in het Amerikaanse studiosysteem: ongehoord dat anno 2025 een auteur-cineast meer dan 100 miljoen dollar krijgt om er zijn zin mee te doen, vooral omdat PTA nooit grote recettes binnenhaalde. Zijn films zijn doorgaans vrij kleine en idiosyncratische karakterstudies. Maar een cinefiel godsgeschenk dat hij hier de kans kreeg een peperdure film te maken voor een groot publiek en mocht uitbreken. Uit de kosten geraken is niet gelukt (tot niemands verrassing) maar de film – over een ex-revolutionair (Leonardo DiCaprio) die zijn ontvoerde dochter wil redden – is torenhoge favoriet voor de komende Oscars.

De spektakelrijke film is meesterlijk gemaakt, en dendert 160 minuten lang onstuitbaar door. Het eerste halfuur is een compacte en baldadige verfilming van de voorgeschiedenis van deze personages. Halfweg de film zit er nog een lap van een goed half uur – samengehouden door een grandioze score van Jonny Greenwood, met een gekmakende pianomelodie – die enorm imponeert. En zelfs de weinige tegenstanders zijn het erover eens dat de autoachtervolging op het einde, met de River of Hills, fantastische cinema is.

Bij de cinema van PTA hoopt de filmfan niet op uitstekende vormelijke kwaliteiten – hij of zij eist het. Wie de film in IMAX meemaakte, zag een audiovisueel wonder gebeuren. DiCaprio, Sean Penn en Chase Infinity spelen sterk, maar het zijn Teyana Taylor en vooral de onnavolgbare en hilarische Benicio del Toro (“Few small beers”) die de show stelen.

PTA is een verhalenverteller, geen poëet. Bij hem ligt alle aandacht op personages, en op het zo kwalitatief mogelijk presenteren van hun verhaal. Weinig filmmakers zijn er zo bedreven in als hij. Met ‘One Battle After Another’ leverde hij onmiskenbaar het grootste filmfeest van het jaar.

1. Sound Of Falling (Mascha Schilinski)

Na lang wikken en wegen – copieuze hoeveelheden koffie achterover keilend – drong het plots tot ons door: ‘Sound Of Falling’ van Mascha Schilinski is onze beste film van het jaar. We hadden het niet door toen de zaallichten terug aangingen, maar in het naar huis wandelen zakten we plots door de knieën – een complete verbazing over wat ons net overkomen was in die donkere zaal. Iets houdt ons sindsdien in een greep, en gaat tot vandaag onverminderd verder. De film verschijnt pas binnen enkele weken, maar we zagen deze onlangs op Film Fest Gent en wensen u er reeds warm voor te maken. Fun fact: We merkten op dat ‘Sirât’ de Juryprijs in Cannes moest delen; de andere film die won was deze.

Er moet ons iets van het hart. Het is de logica zelve dat het publiek steevast streeft naar film te willen begrijpen – we willen weten wat de maker bedoelde. Film begrijpen is als het kunnen bezitten van het werk. Maar het valt ons op dat er minder belang aan gehecht worden wanneer het over muziek gaat. We houden van de ervaring die muziek biedt – opwinding en ontroering. Betekenis en intentie zijn vaak troebel en secundair. De intentie van een drumlijn valt niet te definiëren. De schoonheid van een sensorische beleving staat los van enige nood te moeten interpreteren – we kunnen en mogen beleven zonder te moeten begrijpen.

Pas dit toe op cinema. Een maker hoeft niet alles ondergeschikt te maken aan het duidelijk overbrengen van een boodschap, maar kan gerust inzetten op het bieden van een ervaring (Coppola deed dat vorig jaar zo sterk met ‘Megalopolis’). Helder uitleggen waar ‘Sound Of Falling’ over gaat, zou een uitdaging zijn. Het is ook niet belangrijk voor ons.

We volgen vrouwelijke personages op een Duitse boerderij in vier verschillende tijdsperiodes, verspreid over honderd jaar. Probeer ons te vragen wat er allemaal gebeurt, maar onze herinneringen zijn onvoldoende concreet, alsof we enkel een waas meedragen sinds die dag. Onderwerpen als machtsverhoudingen, feminisme, en het platteland spelen onmiskenbaar een rol, maar de intentie in een enkele regel samenvatten lijkt een zinloze onderneming – een tijdsverspilling.

We kunnen meegeven dat Schilinski, als het compleet tegenovergestelde van Brady Corbet en PTA, de filmische poëzie in de armen sluit (en focust op de lagen voorbij het narratieve). Het geheel voelt nostalgisch, als een tot leven gekomen familiealbum. De beelden openen de deuren wagenwijd naar andere werelden. Het doet ons deugd het volgende neer te pennen: bij de slotscène viel onze mond letterlijk open van verbazing (echt gebeurd trouwens) – het meest overdonderende gebruik van wind sinds Tarkovsky’s ‘De Spiegel’.

Een volgende vreemde vaststelling: ‘Sound Of Falling’ is een zware zit en flirt met zijn 150 minuten met de verveling – je moet de openbaring verdienen. We hebben geen advies voor zij die er zich aan wagen, behalve de tip een open geest te houden en het als een golf over je heen te laten spoelen.

Wees gewaarschuwd voor de uitdaging die ‘Sound Of Falling’ biedt, maar wees hoopvol voor de spirituele onderdompeling die de film schenkt – een ongeëvenaarde ervaring.

De redactie van Cutting Edge wenst alle lezers een spetterend 2026 toe!

Related Images: