Degelijke biografie over de populist van de popsong

Degelijke biografie over de populist van de popsong

Peter Ames Carlin, ‘Bruce Springsteen’ 4 out of 5 stars

Beweren dat je van Bruce Springsteens muziek hield midden de jaren negentig was het equivalent van het dragen van een das bij een eerste date. Popmuziek was – onder invloed van grunge – tot een speelterrein voor nonchalance getransformeerd.

Voorbeelden? De langspelers “Fashion Nugget” (’96) van de groep Cake en Becks officiële debuutplaat “Mellow Gold” (’94). De geëxalteerde ernst van de man uit New Jersey stond haaks op de lijzige ironie die dertig jaar terug het heersende popidioom was.

En toen was er 9/11. Zijn “The Rising” (’02) slaagde erin de verwarring te vertolken via ogenschijnlijk eenvoudige nummers als “Empty Sky” of “Lonesome Day”. 2002 was de start van Springsteens regeneratie die tot vandaag duurt.

Dit jaar bracht Springsteen de uiterst omvangrijke box “Tracks II” uit. Een opgepoetste versie van het essentiële album “Nebraska” (’82) is momenteel te vinden in de winkel. Momenteel loopt in de bioscoop de uitstekende biopic “Springsteen: deliver me from nowhere” (gebaseerd op het gelijknamige boek van Warren Zanes), een film over de getroebleerde genese van “Nebraska”. Is er behoefte aan nog meer Springsteen?

Spreekbuis voor outsiders

Jawel, want er verschijnt een herdruk van Peter Ames Carlin biografie over The Boss. Een pretentieloos maar grondig geschreven werk dat vooral licht werpt op de beginperiode van het popfenomeen. Carlin beschrijft gedetailleerd het huis van zijn grootouders waar hij alle aandacht kreeg. Grootouders die – door het verlies van hun dochter – langzaam vervelden tot outsiders. Het soort mensen dat hij later zou portretteren in albums als “Darkness on the edge of town” (’78) of “The ghost of Tom Joad” (’95).

Opmerkelijk zijn de passages over de groepen – Steel Mill en Dr. Zoom & The Sonic Boom – waar Springsteen in de vroege jaren zeventig zijn muzikale vakmanschap aanscherpte. Bij Steel Mill is hij de Amerikaanse Eric Clapton, Dr. Zoom & The Sonic Boom klinkt dan weer als een epigoon van The Band. Niet het soort muziek dat je associeert met Springsteen. Of wel?

Wie een album als “The Wild, the Innocent & the E Street Shuffle” (’73) beluistert vlak na “Born in the U.S.A.” (’84) kan zich afvragen of het om dezelfde artiest gaat. Een beatnikachtig nummer als “4th of July, Asbury Park (Sandy)” (uit “The Wild, …”) heeft geen plaats meer op het doelgerichte, efficiënte “Born in the U.S.A.”. De rol van Jon Landau – Springsteens klankbord sinds 1975 – is daarbij essentieel om deze evolutie te kaderen.

Landau kende de wortels van rock, soul en country net zo goed als Van Zandt. Daarnaast was hij een formalist die geloofde dat je de ruige essentie van rock-‘n-roll het beste kunt vastleggen door de muziek professioneel uit te voeren, helder op te nemen, en dan zo zuiver te mixen dat de nuances van de muziek optimaal tot hun recht komen.

Geen muzikale haarkloverij

Carlin zorgt ervoor dat ieder album voorzien wordt van de nodige context. Daarbij gaat hij zich niet te buiten aan persoonlijke anekdotiek of muzikale haarkloverij, maar houdt hij steeds zijn oog op de muziek zelf. Het ietwat stuurloze geluid van “Human Touch”/”Lucky town” (’92) wordt bijvoorbeeld accuraat geduid door toetsenist Bittan.

Bittan windt er geen doekjes om: “Hij had geen idee wat hij wilde, en dat ging ten koste van de productie.”

Peter Ames Carlin levert een degelijke biografie af, die uiterst lezenswaardig is voor iedereen met een meer dan gemiddelde interesse voor de Amerikaan. Al is het maar omdat nogal wat muziek van Springsteen zich net dat tikje meer nestelt onder de hersenpan dan het gemiddelde popnummer.

Related Images: