De ontluisterende pen van Joseph Roth
Joseph Roth, ‘Tussen de legers’
Naast romancier met klassiekers als ‘Job’ en Radetzkymars’ was Joseph Roth (1894 – 1939) evenzeer als journalist actief. Zo versloeg hij als schrijver, in dienst van het Oostenrijks-Hongaarse leger, de krijgsverrichtingen in Galicië, zijn geboortestreek. Nadien bracht hij in opdracht van kranten als Frankfurter Zeitung en Vorwärts verslag uit over de Pools-Russische oorlog in 1920. De neerslag van zijn reportages valt nu te lezen in ‘Tussen de legers’.
Geveld door alcohol en gevlucht voor de nazi’s, kwam Roth in 1939 in Parijs om het leven. Hij was amper vierendertig maar had toen al een aardig oeuvre bij elkaar geschreven. Een planmatig schrijver was hij allerminst, veeleer een onrustige natuur. Het type dat voortdurend op de vlucht is, met geldgebrek te kampen heeft, én in een ongelukkig huwelijk gevangen zit. Bovendien was hij een van die vele Joden op drift in een onrustig Centraal-Europa.
Om het hoofd financieel boven water te houden was hij een broodschrijver. Zo was hij als journalist in dienst van Neue Berliner Zeitung, Frankfurter Zeitung en Der Neue Tag. Voor wie eerder verschenen ‘Joden op drift’, ‘Grensreportages’ en ‘Het land tussen de talen’ heeft gemist, is er nu ‘Tussen de legers’, een verzameling journalistieke stukken waarover Erik Vlaminck in een inleiding onder andere schrijft:
‘De keuze geeft niet alleen inzicht in het ontluikende schrijftalent van de jonge Joseph Roth, maar vooral omkranst ze naadloos enkele flarden van wat niet anders te omschrijven valt als magistrale wereldliteratuur.’
Een journalist met een brede kijk
Al in zijn eerste stukken profileert Roth zich als een tegelijk scherpe en empathische observator met de focus op het uiteenvallen van de Hongaars-Oostenrijkse dubbelmonarchie. Anno 1919 trekt hij door Heanzenland, een multi-etnisch grensgebied tussen Oostenrijk en Hongarije. Een regio, ooit in handen van een Hongaarse communist, die uiteindelijk een deel van Oostenrijk werd. Het leert ons Roth kennen als een journalist met een brede visie, iemand die de essentie van zijn verhaal niet uit het oog verliest. Niet enkel de kleine man laat hij aan het woord, hij staat evenzeer stil bij de betekenis van het begrip grens.
‘Bergen, rivieren, meren en heuvelruggen zijn de natuurlijke. De politieke zijn in de werkelijkheid twee- of driekleurige houten palen, schildwachthuisjes en financiële inspecteurs. Op de kaart weergegeven als stippen, strepen, enzovoort.’
Hij bewonderde het Rode Leger
Een jaar later, in 1920, stuurt de Neue Berliner Zeitung hem vanuit Berlijn naar de Pools-Russische oorlog. Het Poolse leger is dan, na de verovering van Kiev, op de vlucht voor het Rode Leger. Zulks zorgt voor ontreddering in Europa, waar de vrees reëel is dat de Russen de grens met Duitsland zullen naderen. Het succes van het Russisch leger is volgens hem te danken aan hun goede cavalerie, terwijl hij de leiding van het Poolse leger als uitgesproken slecht omschrijft. Zijn bewondering voor het Rode Leger verhult hij allerminst. .
‘Officieren en soldaten eten in een gemeenschappelijke mess, maar er heerst wel militaire tucht. Het Rode Leger is niet gedrild maar gedisciplineerd. Het wordt zeker niet getreiterd, maar gevormd. De Russen gooien niet met straatstenen, ze schieten.’
De Poolse bevolking is dan ook opgetogen met de komst van de Russen, vooral omdat uit de reportages van Roth blijkt hoe wreedaardig de terugtrekkende Polen zich gedragen. Boeren moeten paarden, vee en gereedschap inleveren zonder hiervoor vergoed te worden, en wat niet wordt afgestaan wordt ter plaatse vernietigd. Los van wat hij rapporteert over de Pools-Russische oorlog staat ‘Politieverslag’. Een sterk kortverhaal over een Oekraïense boer die na een jarenlang verblijf uit Bransolia (Brazilië) besluit naar Oost-Galicië, zijn heimat, terug te keren. Voor hij daar arriveert wordt hij door de politie in de wachtkamer van Schlesischer Bahnhof dood aangetroffen. Een aangrijpende mini-novelle als ideale introductie voor ‘De verminkten; begrafenis van een Poolse invalide’, waarin Roth zo veel oorlogsverminkten laat passeren dat ze je nooit meer loslaten.
‘Achter de lammen liepen de blinden, ze liepen voorwaarts op de tast in een wereld van zwart fluweel, de ene blinde leidde de andere, ze liepen per vier in de rij en hielpen elkaar bij de hand, ze konden niet verkeerd lopen, ze hoefden niet bang te zijn om te botsen, want de dode en de dood effenden de weg.’
‘Tussen de legers’ is niet zomaar een zoveelste publicatie uit de literaire nalatenschap van Joseph Roth. Hier is een auteur aan het woord wiens boodschap, in deze wereld vol conflicten, meer dan ooit gehoord moet worden. Een boek waar geen lezer, mede door de treffende illustraties van Koen Broucke, nog omheen kan.