Sarah Arnolds toont zich de meester in het kortverhaal
Sarah Arnolds, ‘Gore lef’ 
Opnieuw een debuut dat spraak maakt in de letteren van de Lage Landen. Sarah Arnolds publiceerde in juni de kortverhalenbundel ‘Het gore lef’ bij uitgeverij Das Mag. Nu al wordt ze op Goodreads en door verschillende recensenten geroemd om haar laconieke stijl en mysterieuze en intrigerende verhaalinhouden.
‘Het gore lef’ gaat over liegen, en hoe het een ontsnappingsmechanisme en copingmechanisme kan zijn. Hoeveel brengt het ons op? En nog belangrijker, wat verliezen we door leugens te vertellen?
Het ideale genre
Een kortverhalenbundel werkt wel in deze tijden van haast en jachtige drukte. Het kortverhaal creëert een kleine wereld, een behapbare oase. Het zijn romans in het klein, mini-literaire werkjes, die geen grote inspanning of een langere concentratieboog vragen maar toch interessante personages en thema’s brengen. Perfect dus.
Het genre is aan een welverdiende retour bezig. Het valt, ook in internationale literatuur, op dat er verschillende herdrukken van oudere kortverhalen komen, en dat meer kortverhalenbundels gepubliceerd worden. ‘Een zonnige plek voor sombere mensen’ van Mariana Enriquez, ‘Vreemde tekeningen‘ van Uketzu of ‘Achtertuinen‘ van Robin Kramer zijn slechts enkele recente succesvolle bundels. Korte verhalen passen beter bij onze verkorte aandachtspanne en drukke levensstijl. We lezen wel, maar dat hoeft niet noodzakelijk lang te duren. Arnolds vaart mee op deze golf.
Disbalans met ‘Brand’
Laten we beginnen met wat stoorde in ‘Het gore lef’. Een van de kortverhalen is een pak langer dan de andere. Eenenzestig pagina’s om precies te zijn. ‘Brand’ is als het ware een novelle verstopt in een kortverhalenbundel. Los van het feit dat het een sterk verhaal is, waarbij we Marissa leren kennen door de ogen van een klasgenote, zorgt dat voor een onevenwicht in de bundel. Het verhaal weegt te zwaar in verhouding met de andere en verstoort hiermee het ritme van de bundel. Dat is jammer.
Bovendien meandert het verhaal ‘Brand’ iets te veel, waardoor het hier en daar verzandt in gedachten die weinig extra brengen. Arnolds toont zich net op haar sterkst in de kortste verhalen van het boek. Daar schrapt en schuurt ze tot het verhaal bijt en bijblijft.
Eerste of laatste woorden
Arnolds is meesterlijk in eerste zinnen. Ze sleuren je een nieuwe wereld binnen, zijn grappig, puntig of beide, en zetten de sfeer van de rest van het verhaal:
Dus hij is ziek. Niet zo ziek dat hij dingen op papier moet gaan zetten. Niet zo ziek dat hij er iets van merkt, eigenlijk, al is er sinds de diagnose wel iets veranderd: nooit eerder was hij zich zo bewust van het lijf dat hij draagt.
Of:
De faculteit was gevestigd in een monumentaal pand dat was ontworpen door twee architecten die tijdens de totstandkoming ruzie hadden gekregen en vervolgens, nog voor de oplevering van het gebouw, kort na elkaar waren overleden.
Ook in laatste zinnen blinkt ze uit.
Er was niets zoek. Niemand hoefde gered te worden.
En dat is hoe ik leerde liegen.
Taal en thema
De thematiek van de bundel is boeiend. Hoe scheppen we een eigen wereld met verzinsels, hoe bepalen we onze identiteit door wat we vertellen of verzwijgen, hoe verhouden we ons tot de ander door middel van taal? Arnolds geeft geen antwoorden, ze werpt ideeën en gedachten op en laat de lezer ietwat verweesd achter met net die nuance die we voor het lezen niét zagen.
Het boek heeft iets bevreemdends. De dialogen zijn vaak licht absurd. Arnolds schept sterk visuele scènes in een vloeiende stijl. Hier laat haar achtergrond als filmscenariste zich lezen.
Zo lezen we in het verhaal ‘Russisch’ het volgende:
Dat is toen het gekras begon. Ik begreep niet wat er gebeurde, tot ik doorkreeg dat het uit de mond van de vrouw kwam. Ergens uit de diepte van haar borst welde een klankenstroom op die steeds luider werd en tegen het gespikkelde plafond weerkaatste. Ik staarde naar het donkere gat tussen haar gebarsten lippen, keek weg, sloot mijn ogen en dacht: dit is verkeerd.
De stem leek overal vandaan te komen, alsof de vrouw zich had opgesplitst en zich in delen door het lokaal bewoog. Het lokaal begon te draaien en ik stak mijn vingers in de gaatjes van de tafel, alsof ik me vastklampte aan een rotswand. Stop maar, zei de professor, en toen ze het niet leek te horen, zei hij het nog een keer, harder: Stop!
… Iemand opende de deur en we verlieten het lokaal, strompelden het gebouw uit, het daglicht in, met het geluid van haar kapotte Russisch in de oren.
Sarah Arnolds zal nog van zich laten horen. ‘Het gore lef’ is alvast een sterk begin.

