Op een fiets strijden hoofd en lichaam volgens Paul Fournel

Op een fiets strijden hoofd en lichaam volgens Paul Fournel

Paul Fournel, ‘Thuis in het peloton’ 3 out of 5 stars

18 juli 1994. Ronde van Frankrijk, een etappe over de Mont Ventoux. De rit wordt integraal uitgezonden op Tv Twee (het huidige Canvas). Commentatoren Mark Vanlombeek en Lucien Van Impe voorspellen een dag vol aanvallen op gele trui Miguel Indurain. Vrij vlug ontsnapt de boomlange Italiaan Eros Poli in zijn lichtblauw tenue/geel van supermarktketen Mercatone Uno. Poli is helper van sprintkoning Mario Cipollini.

‘Hij haalt nu wat snelle publiciteit, op de Mont Ventoux is hij met zijn hoge gewicht kansloos.’, aldus het duo van de Belgische televisie. Maar Poli haalt het wél. De aanvallen op Indurain komen er niet en de Spanjaard behaalt in Parijs een eenvoudige overwinning. De ronde van 1994 is ondertussen gewist uit het geheugen. Maar de winst van Poli op de Mont Ventoux? Een collectieve herinnering voor wielerliefhebbers. De overwinning die niet mogelijk leek, maar er toch kwam.

Zintuigelijke indrukken

Hoewel ‘Thuis in het peloton’ zelden wielrenners benoemt, staat de korte verhalenbundel vol met Eros Poli-achtige personages. Helpers die vanop de tweede lijn ondersteuning bieden voor de sterren, mensen die harder fietsen dan een gewone sterveling zich kan voorstellen maar die zelden op de voorgrond treden. Figuren als Ward Sels, Tim Declercq of Stéphane Heulot. Paul Fournel evoceert hun wereld door de zintuigelijke indrukken in het peloton te vertalen naar afgemeten proza:

Nu ik gedwongen word de hele dag vooraan te rijden, heb ik de tijd om een andere wereld te ontdekken. In mijn rug voel ik het peloton, ik voel de adem ervan, de kracht. Ik hoor zijn geluid, dat van zijn wind is, ik hoor het rumoer, de kreten, de kogellagers, …

De bundel bevat vijfenveertig compacte verhalen, vertaald door Benjo Maso (inderdaad, de auteur van het klassieke wielerboek ‘Het zweet der goden’ uit 1990). Wat daarbij opvalt is het ontbreken van expliciete heroïek en de daaraan gekoppelde gezwollen, topzware taal. De Fransman heeft tevens oog voor aspecten van het wielrennen die buiten beschouwing worden gelaten in het gemiddelde sportartikel. De maniakale obsessie met voeding in het peloton vormt bijvoorbeeld het onderwerp in ‘Aan tafel’:

‘Ze kauwen af en toe op eten dat geen eten meer is: repen, gels, smoothies. Alleen de namen zijn al onverteerbaar. Ze zeggen hardop dat het walgelijk is en het oortje antwoordt: ‘Vanavond bij het diner kun je het inhalen.’

[…]

En ‘s avonds, in het hotel, na de massage en de douche hebben we recht op een festijn: kipfilet met een halve avocado. De manager heeft een truc gevonden om ons dat regiem te laten accepteren: hij de nodigt de voedingsdeskundigen uit om zich bij ons aan tafel te zetten. Heb je dat een keer geprobeerd, eten met een voedingsdeskundige tegenover je?’

Net door het ontbreken van concrete namen verkrijgen de verhalen een universeel karakter. Je hoeft geen doorwinterde wielerliefhebber – het soort dat afzakt naar wielerquizzen in de provincie – om hier leesplezier in te vinden. Dit is een werk voor iedereen die het stalen ros een warm hart toedraagt. En te zien naar de overvolle fietspaden in onze steden zijn dat nogal wat mensen.

Related Images: