VandePutte doet moedige adaptatiepoging met Zeh’s filosofische werk
Toneelschuur producties / Het Nationale Toneel, ‘Speeldrift’
Veel mensen stellen zichzelf de vraag wie ze nou eigenlijk zijn’, een vertrouwde openingszin voor wie al enigszins bekend is met het werk van regisseur Casper Vandeputte. Bij Toneelschuur Producties maakte hij eerder de voorstellingen ‘Starring #13: Stratosfeer’, ‘Polaroids’ en ‘De ziekte die jeugd heet’ waaruit keer op keer zijn fascinatie voor de zoekende mens blijkt. Zoekend naar zichzelf, hun plek in de wereld of de zin van het leven.
Ook in zijn voorstelling ‘Speeldrift’ speelt de zichzelf bevragende mens een rol. Samen met Rik van den Bos bewerkte Vandeputte de gelijknamige roman van Juli Zeh. In dit filosofische werk zet zij een gedachte-experiment neer vanuit de idee dat de moderne maatschappij, waarin sprake is van afnemend geloof en verschuivende moraal, dreigt af te glijden in een situatie waar geen waarden, maar de regels vanuit speltheoretisch kader richtinggevend zijn. ‘Want’, zo luidt de tekst, ‘als de mens geen houvast meer heeft, krijgt het speeldrift’. En dat deze speeldrift tot gevaarlijke situaties kan leiden moet blijken uit het machtsspel dat zich ontspint in de driehoeksverhouding tussen Ada, Alev en Smutek.
Ada (Mariana Aparicio Torres) die al vroeg in haar jeugd hoogbegaafd blijkt, wordt geplaatst op een vooraanstaande middelbare school. Tussen haar doodgewone medeleerlingen verveelt ze zich al gauw. In haar ogen zijn de ‘prinsessen’ uit haar klas dom en kleingeestig. Ada maakt zich met haar intellectuele overpeinzingen onbegrepen en ongeliefd bij haar medestudenten. Tot Alev (Vincent van der Valk) bij haar in de klas komt waaraan ze zich kan optrekken. Hij is intelligent, zelfverzekerd en nihilist tot op het bot.
Ada, die naar eigen zeggen ‘zonder geloof geboren is’ herkent zich meteen in de atheïstische Alev die de rotsvaste overtuiging heeft dat er geen ‘goed’ versus ‘kwaad’, maar enkel ‘iets’ versus ‘niets’ bestaat. De angst voor dit ‘niets’ resulteert volgens hem in een heilloze zoektocht naar zingeving, terwijl het leven enkel een spel is dat gespeeld dient te worden. Vanuit dit idee besluiten ze om de praktijk naar hun hand te zetten en hun ‘speeldrift’ te botvieren op gymleraar Smutek. Ze verleiden hem tot gemeenschap met de minderjarige Ada en weten hem, door het op tape zetten van het voorval, te overmeesteren in een machtsspel. Een spel dat volledig uit de hand loopt en uiteindelijk zowel Smutek als Ada in verwarring achterlaat.
Vermoedelijk mede ingegeven door de brontekst is er voor gekozen om de voorstelling deels in vertelvorm neer te zetten. Afwisselend zijn de spelers personages en vertellers. Ondanks dat de gespeelde scènes absoluut de saus van het stuk vormen – zowel Stefan de Walle als Tamar van den Dop weten op geestige wijze gestalte te geven aan de personages die ze voor hun rekening nemen – zijn het de vertelde delen die de voorstelling thematisch dragen. Het expliciet naar het publiek uitgesproken gedachtegoed is wat de problematiek blootlegt. Het machtsspel dat Zeh in haar roman inzet als uiterste vorm van amorele ontsporing en dat Vandeputte omschrijft als iets dat ‘gruwelijk uit de klauwen [loopt]’ blijft zonder de filosofische context die er aan gegeven wordt niet meer dan een ‘ongemakkelijke situatie’.
Ondanks het feit dat de voorstelling aan de hand van Zeh’s morele vraagstuk een spannende problematiek aan de kaak stelt, rijst de vraag of deze stap van literair gedachte-experiment naar theatrale verbeelding heeft geleid tot de meest ultieme vorm. Desalniettemin is het een moedige poging die smaakt naar meer.
Gezien op 09/02/2013 in de Toneelschuur Haarlem.