Sonate noch symfonie: Lien Wildemeersch incarneert en improviseert de ondergang van een genie

Sonate noch symfonie: Lien Wildemeersch incarneert en improviseert de ondergang van een genie

Theater Malpertuis & Lien Wildemeersch, ‘Jackie’ 2 out of 5 stars

Over Jim Morrison naar Jimi Hendrix, van Kurt Cobain tot Amy Winehouse: binnen de muziekwereld is jong sterven een klassiek recept om nimmer te verdwijnen. Ook Jacqueline du Pré, nog steeds ’s werelds beroemdste celliste, was geen lang leven beschoren. De Britse was pas halfweg haar twintiger jaren toen de eerste tekenen van multipele sclerose opdoken. Ze moest op enkele maanden tijd de bühne definitief vaarwel zeggen, en zou achter gesloten deuren na verloop van tijd weigeren te musiceren. Als docente bleef ze in de jaren ’70 van de vorige eeuw nog enige tijd actief, maar door toenemende spasmen werd ook dat haar onmogelijk gemaakt. Waar haar blitzcarrière goed en wel tien jaar bestreek, leefde ze ruim anderhalf decennium in het aanschijn van een gewisse dood. Dat laatste versterkt het enigma rond Du Pré’s persoon, te meer omdat de muzikante uiteindelijk volledig uit het openbare leven verdween, finaal aan een verschrikkelijk ziektebed gekluisterd.

Bij Lien Wildemeersch raakte Du Pré’s biografie gevoelige snaren. Het begon echter niet met haar levenswandel, maar met wat ze via haar instrument vertelde. Na het beluisteren van een opname van Max Bruchs ‘Kol Nidrei’ ervoer de actrice ineens een kosmische epifanie. Dat was naar verluidt het begin van een diepe verwantschap, waarover of waarrond Wildemeersch de voorstelling ‘Jackie’ maakte. De opvoering focust met andere woorden niet louter op Du Pré’s levenswandel, maar ook op Wildemeersch’ verhouding tot haar figuur. Hoe zij, als diva van de cello, niet verlegen zat om een schunnige mop. Volslagen incompetent voor small talk en als een kind in blijde verrukking dartelend door het bestaan: het beeld dat Wildemeersch van Du Pré ophangt is een geïdealiseerde simplificatie, waaruit de actrice de voor haar meest bruikbare elementen heeft uitgelicht. In een vanzelfsprekende mix van Nederlands en Engels zapt deze monoloog van Wildemeersch’ wereld naar die van Jacqueline, waarbij de vertolkster in een complexe dubbelrol kruipt – nu eens Lien, dan weer Jackie.

De evidente synergie tussen beide personages laat zien hoe persoonlijk Wildemeersch zich tot Du Pré is gaan verhouden. Het theater ziet Wildemeersch overigens niet alleen als middel om via de schetsmatigheid van een collage-opvoering tot een betekenisvolle liefdesverklaring aan Jacqueline te komen, ze grijpt de lichamelijkheid van het spelen in de ruimte aan om het over een veel minder belichte bladzijde van de biografie van de muzikante te hebben: haar pijn, haar lijden, haar eenzaamheid. Zeer bewust probeert Wildemeersch in eerste instantie de muziek te laten spreken, door haar te verbeelden: het levert, bij wijze van ouverture, een ontwapenend naïeve choreografie op, waarin de actrice het publiek voorbij de techniciteit van de muzikale uitvoering laat kijken-luisteren. Wildemeersch portretteert Du Pré in haar speels-kinderlijke puurheid, een vermeende karaktereigenschap waarnaar ze onderweg herhaaldelijk terugverwijst.

Omdat Wildemeersch geen strikt narratief volgt, komt de manifestatie van Du Pré’s ziekte scenisch als een donderslag bij heldere hemel. Uit een kindermond – een vooraf opgenomen dialoog met Wildemeersch’ dochter – klinkt het noodlottige nieuws nog onbevattelijker, en helemaal hallucinant is de agonie waarmee Wildemeersch een lichaam neerzet dat de controle voorbij is. In schril contrast staat de finale van Dvořáks celloconcerto, als proeve van ultieme fysieke en emotionele beheersing. Deze uitersten – een spartelende Wildemeersch naast een opname van een van Jacqueline’s meest glorieuze prestaties – plaatst de actrice lijnrecht tegenover elkaar, in een intuïtieve opvoering die beeld en geluid, interviews en citaten naadloos integreert met de persoonlijke kijk van Wildemeersch, van waaruit de toeschouwer in meer abstracte termen kan reflecteren over artisticiteit en sterfelijkheid.

De losmazige vorm is een mal waarop het publiek een geheel eigen ervaring kan projecteren. Keerzijde daarvan is dat Wildemeersch zich vooral vanuit de fysieke intensiteit van haar vertolking laat gelden, terwijl het publiek verhaaltechnisch achterblijft met een particulier uitgelicht perspectief op Jacqueline Du Pré. Nadert ‘Jackie’ het individu, of draagt Wildemeersch door Du Pré haar lichaam als het ware terug te geven of het vanuit een lichamelijke krachttoer te ‘herstellen’ vooral bij aan de mythe? Hoe intrigerend ook die vraag, de opvoering gedijt uitsluitend op Wildemeersch’ hartstocht. Inhoudelijk vormt ‘Jackie’ een lappendeken waarvan de afzonderlijke delen affect en effect ressorteren, maar te weinig onderling resoneren. Sonate noch symfonie: het is de structurele onbestemdheid waardoor deze opvoering slechts sporadisch de adem beneemt.

Gezien in Theater Malpertuis (Tielt) op 01/02/2024.
Copyright foto: Fred Debrock

Related Images: