Naakt zonder naakt: Guy Cassiers laat concept primeren boven naturel
Opéra de Lille, ‘Don Giovanni’
Mozarts ‘Don Giovanni’ situeren in een abattoir? Vergezocht kan je dat idee eigenlijk niet noemen, want de manier waarop het titelpersonage met vrouwen omgaat, neigt naar ongegeneerde vleesconsumptie. Wippend van verovering naar verovering, blijken maatschappelijke mores en ethische grenzen niet meer opgewassen tegen Don Giovanni’s schier onstilbare huidhonger. Dat dit moet leiden tot een gewisse ondergang, staat a priori vast.
Het excessief uitvergroten van Don Giovanni’s seksverslaving, betekent voor regisseur Guy Cassiers een dimensieverbreding naar de westerse mens als consument tout court. Wie op de kap van anderen louter eigen genot najaagt, staat geen zoetgevooisde hemelvaart te wachten, zo illustreert de regisseur door zijn personages in met bloed doordrenkte kostuums de belerende finale te laten vertolken.
De verhouding tussen mens en samenleving intrigeert Cassiers al jaren. Niet zelden koos hij het perspectief van laakbare individuen, die eerst onderdeel uitmaakten van het reguliere maatschappelijke discours, om uiteindelijk evenwel moreel te degenereren. Vraag is steeds waarin de ziekmakende factor schuilt: draagt het systeem de kiem van pathologie in zich, of ligt de oorzaak voor ontaarding besloten in het individu? Zonder eenzijdig stelling te nemen, onderzocht Cassiers de wisselwerking tussen mens en omgeving in een veelvoud aan producties.
Een dergelijke, abstracte meditatie verdraagt uiteraard geen concrete scenografie. Cassiers’ typerende signatuur, bestaande uit contrastrijks clair-obscure qua belichting, verschillende videoschermen, metaforische kostumering en een voor het overige eerder uitgeklede setting, sluit naadloos aan bij ’s mans verlangen om het tijdloos-filosofische dat in het grote repertoire besloten ligt, nieuw leven in te blazen vanuit een beeldtaal die maximaal gebruik maakt van hedendaagse middelen. De ‘Don Giovanni’ die Cassiers ter ere van de honderdste verjaardag van de Opéra de Lille mocht ensceneren, is geen uitzondering op de conceptueel-visuele signatuur die de regisseur inmiddels kentekent.
Voor deze mise-en-scène is de bühne verticaal opgedeeld in drie lagen. In de hoogste regionen regeert de intrige, binnen het middelste echelon zwoegen Zerlina en Masetto zich te pletter als arbeidskrachten aan de slachtbank, terwijl in de diepte een samenleving aan gruzelementen ligt. Er is in Don Giovanni’s doorgeslagen hedonistische universum geen ruimte meer voor een overkoepelende autoriteit of een regelgevend orgaan: de idee afhankelijk te zijn van een ander, is onverbiddelijk aan diggelen geslagen. Of de aristocratische kringen rond Don Giovanni dat überhaupt zien, is maar de vraag. Videoschermen die het rauwe vlees dat voor hen geslacht en bereid wordt, transformeren tot een banket waarin de naakte waarheid van het geslachte dier appetijtelijker wordt voorgesteld, ontnemen hen het zicht op de wereld daarbeneden.
Zeker is dat Cassiers, die zijn ‘Don Giovanni’ baseert op een reeds door Freud aangevoelde frictie tussen maatschappij en begeerte, met uitstekende ideeën aan de slag ging. Hoe deze echter vertalen naar een opera die het midden houdt tussen drama en komedie, tussen gruwel en hilariteit? Precies daarop lijkt deze enscenering vast te lopen. Anders dan Cassiers’ weergaloze reeks romanbewerkingen, waarin hij dramaturgisch de vrije hand had, is het Da Ponte’s libretto dat hier het ritme dicteert. Binnen Cassiers’ intellectueel-esthetisch kader blijkt er helaas nauwelijks ruimte voor de kolder van Leporello of de speels ontluikende seksualiteit van Zerlina, die hier overigens als een brok goedkope erotiek wordt opgevoerd.
Anders dan pakweg Cassiers’ ‘Der Ring des Nibelungen’ in Berlijn, krijgen diens gedachten hier gestalte op te formele wijze. De persoonsregie sprankelt niet, meer nog: de technologie zit de chemie tussen de zangers in de weg. Van omhelzingen over smeekbedes tot existentieel geweeklaag: het blijft meer conceptueel dan tastbaar, waardoor een aanzienlijk deel van de aantrekkingskracht van deze opera verloren gaat.
Emanuelle Haïm, die vanuit haar barok geïnspireerde muziekdramaturgie juist probeert in te zetten op onmiddellijk gevoelsmatig effect, mag bij een dergelijke museale enscenering helaas niet baten. Haar keuzes lijken bijwijlen een wel erg breed uitgemeten affectueuze compensatie voor Cassiers’ meer cerebrale dan bezielde beeldtaal. Haïms zin voor pathos, zij het niet op romantische leest geschoeid, bestaat kortom niet mét, maar náást de beeldtaal. Cassiers mag dan wel vlees in zijn rauwe naaktheid laten zien, het blijft een visueel vrijblijvende degustatie: te gemaniëreerd, te weinig naturel – naakt zonder écht naakt te zijn.
Gehoord & gezien in Opéra de Lille op 05/10/2023.
Copyright foto: Simon Gosselin