Een polymorf onderzoek naar het verlangen: kijken en voelen als leerschool der liefde

Een polymorf onderzoek naar het verlangen: kijken en voelen als leerschool der liefde

DE HOE, ‘Opening night’ 3 out of 5 stars

Even een open deur intrappen: de ene theateradaptatie is de andere niet. Toen John Cassavetes’ ‘Opening night’ ruim anderhalf decennium geleden door Ivo Van Hove bewerkt werd voor Toneelgroep Amsterdam en NTGent, kreeg het publiek een wervelende enscenering te zien, erg getrouw aan de oorspronkelijke film. Die verhaalt hoe fictie de realiteit waarin een actrice leeft inhaalt, waarbij echtpaar John en Gena Cassavetes – Rowlands de worsteling van een uit elkaar vallend koppel iconisch neerzet.

Anders dan een moderne doch op klassieke leest geschoeide bewerking van het origineel, baseerde DE HOE haar hertaling niet op het narratief doch op slechts twee pijlers: enerzijds hoe liefde zich op de bühne manifesteert en anderzijds – een terugkerend thema bij dit ensemble – hoe realiteit en verzinsel kunnen verworden tot een verwarrend kluwen waaruit een modernistisch soort waarachtigheid ontstaat.

Waarachtigheid op de scène nastreven door het publiek zich volledig te laten identificeren met personages, is voor DE HOE een te vals procedé. Peter Van den Eede legt het waarom achter de deconstructivistische methode van het ensemble doorheen deze opvoering expliciet uit: door ergens ‘in’ te zitten en er ineens bruut te worden ‘uit’ gehaald, kan de zaal zich, precies dankzij die obligate alienatie, vragen stellen bij het haast vanzelfsprekende mechanisme van identificatie.

Van den Eede en co geloven dat deze gewaarwording van de vereenzelviging het emotionele register versterkt en aanleiding geeft tot eerlijker en authentieker toneel. Dat ze om dit te illustreren een bijzonder heterogene voorstelling bij elkaar hebben gepuzzeld waarin veel wordt aangeraakt doch weinig wordt uitgewerkt, maakt de ervaring paradoxaal genoeg zowel bevredigend als frustrerend.

DE HOE laat op virtuoze wijze de machinerie voorbij het toneel zien, en verheft het theater als artistiek instrument tot onderwerp van ‘Opening night’. Zowel theater als meta-theater, denkt deze spelersploeg stelselmatig na over de betekenis van wat getoond wordt, waarmee het de vraag stelt naar het waarom van hun kunst. Het ‘hoe’ uit de naam is dus onlosmakelijk verbonden met het ‘waarom’. Immer verfrissend is dat DE HOE weigert de akte van het spelen als vanzelfsprekend te omarmen.

De brechtiaanse anarchie waarmee de fictie als fictie wordt benoemd, krijgt in deze opvoering vorm via Peter Van den Eede, die de klassieke rolverdeling aan zich voorbij laat gaan. Hij vertolkt immers geen personage, zogezegd omdat hij het beu is tekst uit het hoofd te leren. Zijn schijnbare improvisatoire interventies zetten de empathische reflex van het publiek steeds een hak, en boren op die manier op komische wijze een meer abstracte dimensie aan, bovenop de tweeledigheid tussen zogenaamde realiteit en spel waarbinnen ‘Opening night’ zich voltrekt.

Als referaat naar Cassavetes’ uitgangsmateriaal wordt de handeling op scène verfilmd, waardoor wat het publiek te zien krijgt zich per definitie reeds ver- of ontdubbelt: enerzijds de realiteit van de spelers in conflict met hun dikwijls onmogelijke verlangens – uiteraard gefictionaliseerd – en anderzijds de ostentatieve fictie van de verfilming, die omwille van de vervreemdingstechniek dikwijls meer reëel aanvoelt dan de lagen die zogenaamd dichter bij de realiteit zouden moeten staan.

De opening waar deze ‘Opening night’ naar op zoek gaat, situeert zich in de akte van het toneelspel zelf: door het kijken en het voelen (en zich als publiek van dit kijken en voelen bewust te worden) genereert DE HOE een venster op de wereld. Het collectief toont niet dé liefde, want die bestaat niet. Ze toont integendeel vormen van liefde, verliefdheid, verlangen, verboden drift… Eigenlijk is deze opvoering een forum waarin over liefde en bij uitbreiding intermenselijkheid nagedacht wordt – een bijwijlen hilarische uitnodiging tot reflectie, waarbij de vakkundig in elkaar gezette wanorde gecreëerd door Van den Eede’s laveren ‘naast de tekst’ het publiek verplicht om meer te doen dan zich gemakshalve in te leven.

Het slotbeeld is een perfecte metafoor: Mitch Van Landeghem staat met de rug naar het publiek, waarbij de camera zich afwisselend op hem en op de zaal scherp stelt. De speler als deel van de zaal, de acteur als mens onder de mensen. Het is een theatrale geste waarmee het collectief de fakkel doorgeeft aan het publiek: wat is liefde, wat is het mysterie dat zich afspeelt tussen twee mensen?

Bij uitbreiding gaat de allegorie op voor wat kunst altijd vermag: een discours openen om wat we als evident beschouwen opnieuw in overweging te nemen. Het is de nieuwe oorspronkelijkheid waar DE HOE een patent op heeft. Authentieke waarachtigheid 2.0, zij het dat die ‘authenticiteit’ natuurlijk niet zonder het artistieke fabricaat van de imitatie kan.  

Gezien op Theater Aan Zee op 29/07/2023.
Copyright foto: Koen Broos

Related Images: