Tussen weten en vergeten woont het spelen: Kommil Foo flirt met (en zonder) het memorie
Kommil Foo, ‘Grind’
Vroeg of laat worden kleine jongens groot. Het is een wetmatigheid waar ook gebroeders Raf en Mich Walschaerts niet aan ontsnappen. Samen vormen zij al meer dan 35 jaar het duo Kommil Foo. Grijze haren zijn hun opvoeringen vreemd, maar nu beide vertolkers de kaap van vijftig ruim gerond hebben, worden ouderdom en herinnering quasi vanzelfsprekende thema’s. ‘Grind’ markeert een terugblik op hun ouderlijk nest, wat in breder perspectief verwordt tot een meditatie op de feilbaarheid van het geheugen. De onvermijdelijke lacunes in het geheugen vullen de broers evenwel met verbeeldingskracht. Zodoende is deze nieuwe opvoering tegelijk een eerbetoon aan de familiale wortels als een ode aan de fantasie en dus aan de kunst.
Tussen weten en vergeten openbaart zich een ruimte waar niets zeker is doch alles mogelijk. In dat niemandsland tussen waarheid en verzinsel komen Raf en Mich thuis. Letterlijk, want ‘Grind’ vangt aan met een magische terugkeer naar het ouderlijk nest van hun vader – een plek die ze eigenlijk nooit hebben betreden, maar toch tot leven weten te wekken. Blokken en een stoel, meer hebben de twee niet nodig om een zaal ettelijke decennia terug te katapulteren in de tijd. Nodeloos om zeggen: het metier van het vertellen beheerst Kommil Foo als geen ander.
Gaandeweg eist vader Walschaerts als personage een onvermijdelijke plek op in een opvoering die teruggrijpt naar de roots van het gezin. Op moederlief is het langer wachten, maar dat typeert haar: als stille kracht is zij de haven waar de gebroeders nog steeds geregeld aanmeren. Kwetsbaarheid en vergankelijkheid liggen evenwel niet toevallig aan de basis van de retrospectieve dimensie die ‘Grind’ kentekent. Niets raakt vergeten zolang het wordt gememoreerd, maar wat als het memorie onbetrouwbaar blijkt?
In een even hilarische als pijnlijke flashback glipt Mich’ verleden hem door de vingers. Warme herinneringen worden herleid tot knip- en plakwerk van het brein, wat op ontroerende wijze preludeert op de manier waarop de broers de huidige toestand van hun vader neerzetten. Zonder grote woorden of zwaarwichtige termen dient het beeld van een naderend einde zich aan. Dat het duo deze gestage teloorgang verbindt aan een feilbaarheid die iedereen herkent, is een even subtiele als sublieme emotionele geste – de parallel brengt de ontroering haast ongemerkt uiterst nabij.
‘Grind’ mag aan de oppervlakte dan wel een sketchmatig bij elkaar gesprokkelde collage lijken, naderhand blijken alle afzonderlijke stukken van de puzzel perfect geritmeerd en op elkaar afgestemd. Van het nabootsen van exotische dieren tot onvervalste jazzy publieksparticipatie: met improvisatoire flair loodst het duo de toeschouwers hun persoonlijke relaas binnen. Imitatie, verbeelding en esthetiek – onvergetelijk is het gestamelde en ondergesneeuwde duet op Bellini’s ‘Casta Diva’! – zijn middelen via dewelke de broers de persoonlijke handeling naar een universeel register tillen waarmee de zaal kan resoneren.
Hetzelfde geldt bovendien voor de liederen, die slechts zelden een demonstratief karakter hebben, maar veeleer de dimensie van de ervaring verruimen en dus een abstracte laag aanboren. Ook hier valt weer op dat het duo vakkundig alle intellectualismen afzweert. In de taal van de gewone mens raken Raf en Mich aan de grote vraagstukken van deze en van alle tijden: hoe omgaan met de ander, hoe omgaan met vergankelijkheid, hoe omgaan met de eigen gevoeligheid?
Klinkt dat zwaar op de hand, dan spreekt het kolderieke idioom van de Walschaerts elke zweem van pathetische ernst tegen. De homogene composities (deze keer duidelijk schatplichtig aan de jazz), de afwisselend groteske en discrete lichaamstaal, het gemak waarmee de twee al babbelend en brabbelend zichzelf en elkaar in hun hemd zetten: het is de in al zijn virtuositeit onweerstaanbare flirt tussen muziek, woord en lijf die ook ‘Grind’ tot cabaret van het allerhoogste niveau verheft.
Gezien & gehoord in Capitole Gent op 23/07/2023.
Copyright foto: Jaap Reedijk