Martha Claeys helpt om de blik richting trots te werpen

Martha Claeys helpt om de blik richting trots te werpen

Martha Claeys, ‘Trots: de filosofie van een emotie’ 4 out of 5 stars

We mogen gerust weleens wat meer en ja, zelfs wat vaker, trots zijn. Althans, dat is de stelling die de Antwerpse filosofe Martha Claeys (°1994, Borgerhout) naar voren brengt in haar boek ‘Trots: de filosofie van een emotie’. Al is het begrip trots niet altijd even eenduidig, net zomin als wanneer trots al dan niet gepast is of zou kunnen zijn.

In haar boek ontwikkelt Claeys een filosofisch denkkader waarbij onder meer vast te stellen is dat voorbij alle intuïtieve voorafnames er nog héél wat over trots te ontdekken en te leren valt.

Verschillende vormen/houdingen van trots

Haar boek steunt grotendeels op drie vormen van trots. Of eerder: drie houdingen van trots. De eerste, de meest vanzelfsprekende vorm, is de trots die voortkomt uit het leveren van een specifieke prestatie of de realisatie van een welbepaalde doelstelling. Daarbij hoort de erkenning van jezelf en je eigenwaarde evenals de erkenning en beloning van de specifieke prestatie of doelstelling. Dat plaatst Claeys onder de noemer trots als zelfwaardering. Het is de spreekwoordelijke schouderklop die motiverend werkt en zo significante psychologische waarde heeft.

Een tweede vorm is zelfrespect. Daarin gaat het om de notie dat ongeacht de achtergrond of de specifieke persoon er een zekere trots bestaat op basis van algemeen geldende principes. Bijvoorbeeld de trots die voortkomt uit de gedachte dat iedereen een gelijke, menswaardige behandeling verdient. Het uiten en naleven van die universele, algemeen geldende principes brengt dus ook een zekere vorm van trots met zich mee.

Een derde en laatste vorm ziet Claeys in trots als zelfliefde, waarbij ze onder meer inspiratie put uit het werk van schrijfster, dichter en filosofe Iris Murdoch. Die laatste vorm of houding gaat nét nog een stapje verder, stelt ze. Het verschil tussen trots als zelfrespect en die als zelfliefde lijkt soms behoorlijk klein, maar het verschil is er wel degelijk. Zeker als ze nagaat hoe trots ook politieke dimensies kan krijgen, is net die laatste vorm of houding van trots – als zelfliefde – wezenlijk van belang.

Ondanks mijn intuïtieve afkeer van trots, snakte ook ik naar erkenning en waardering. Ik realiseerde me dat het me misschien toch niet zou lukken om trots helemaal af te wijzen.

Een complex evenwicht

Trots betekent al te vaak schipperen om de balans mooi in evenwicht te trachten houden. Net zoals een teveel aan trots uiteraard niet goed is – zo associëren we trots haast van nature uit met overdaad of met misplaatste arrogantie, egocentrisme en narcisme –, geldt evenzeer dat een te weinig aan trots allesbehalve nastrevenswaardig is. Kortom: het is soms best lastig om evenwichtig om te gaan met trots.

Zo wordt trots best vaak beschouwd als een negatieve emotie. Nochtans kan trots ook positieve effecten genereren. Trots kan bijvoorbeeld een motor zijn voor emancipatie. Evengoed kan net trots ook sociaal protest aanwakkeren en de vraag naar meer gelijkheid op de maatschappelijke agenda plaatsen, zoals onder meer het geval is bij feministische bewegingen.

Ruimte innemen

Het pleidooi van Claeys is er vooral een van broodnodige nuance. Zo maakt ze niet enkel inzichtelijk dat trots een erg lastige en complexe emotie is die ook nog eens erg uiteenlopende vormen kan aannemen. Bovendien tracht ze de lezer duidelijk te maken dat trots niet enkel een negatieve emotie is. Een van de vele inzichten die de nog jonge, veelbelovende filosofe aanreikt is dat trots niet enkel om verschil gaat maar ook om gelijkheid. Net daarom blijkt trotsallergie niet altijd zo nodig. Om zo goed mogelijk om te gaan met trots is het bij uitstek zinvol om na te gaan wanneer welke houding gepast is, net zoals het erg relevant blijkt om telkens weer goed de overweging te maken of trots net meer bijdraagt aan gelijkheid of die eerder bedreigt.

Trots als lens naar jezelf

Het interessante aan dit erg informatieve en inzichtrijke boek is dat het helemaal geen kant-en-klare oplossingen wil aanreiken. Net integendeel. Het boek, voorzien van een erg opvallende oranje (!) kaft, vormt in zekere zin een aansporing om net zoals Claeys zélf deed voorbij de eigen intuïtieve aannames te gaan (zoals bijvoorbeeld: ‘trots is altijd ongepast en onwenselijk’). Ze biedt een praktisch denkraam om zelf mee aan de slag te gaan en herinnert de lezer eraan dat trots in zekere zin ook een prima aangelegenheid vormt voor kritisch zelfonderzoek.


Related Images: