Hafid Bouazza serveert pikante Arabische poëzie
Hafid Bouazza, ‘Schoon in elk oog is wat het bemint’
Hafid Bouazza (1970-2021) was niet alleen een bijzonder getalenteerd schrijver maar evenzeer een belezen iemand. De kennis die hij in zijn boeken etaleerde was verbluffend. Bovendien was hij een uitstekend vertaler. In ‘Schoon in elk oog is wat het bemint’ met als ondertitel ‘De Arabische Bibliotheek’ gidst hij de lezer deskundig door een gigantische hoeveelheid klassieke Arabische minnepoëzie.
Het is zonder meer onthutsend wat hij in deze anthologie heeft verzameld en hoe hij je in deze voor de meesten onbekende wereld laat afdalen. Bouazza, die maar al te graag in het gezelschap van literaire goden als Nabokov, Anthony Burgess en Shakespeare vertoefde, vertaalde voor zijn officieel debuut als schrijver klassieke Arabische poëzie. Hij voorzag gedichten uit vele eeuwen van commentaar voorzag. Het resultaat van al dat moois noemde hij zijn Arabische Bibliotheek.
In de schaduw van woorden leven
Om elk mogelijk misverstand weg te ruimen, onderstreept hij in zijn Woord vooraf dat hij geen bewonderaar is van etnische literatuur. Zijn voorkeur gaat veeleer uit naar het werk van individuele poëten die hij in deze volumineuze bloemlezing presenteert. Of zoals hij het zelf formuleert:
‘Ik hoop dat mijn keuze – te beginnen met dit boek – alle geijkte ideeën over Arabische literatuur zal doen wankelen (….) en dat is waarom ik zo’n lange tijd in de schaduw van de woorden van deze dichters heb doorgebracht en nog zal doorbrengen.’
Vooruitziend als hij was, behoedt hij de poëzieliefhebber voor dit enorme aanbod gedichten door ‘Schoon in elk oog is wat het bemint’ op te splitsen in vijf delen: Arabische liefdesgedichten, poëzie van Ibn al-Mu’tazz, Pornografica, Liefde Lyriek & Liederlijkheid en Winterpoëzie.
Geen bloemlezing voor moraalridders
Wat het lezen aanzienlijk makkeijker maakt, zijn de talloze voetnoten en aantekeningen die bij elk gedicht staan vermeld. Neem nu bijvoorbeeld een gedicht van Ibn al-Ḥad̲j̲d̲j̲ād̲j̲ de grootste libertijn en vuilgeest in de Arabische letteren wiens taalgebruik rechttoe rechtaan wordt ontsluierd. Hoe anders komt de lezer te weten dat een uitdrukking als op de hoorn blazen in het Arabisch een eufemisme is voor een erectie krijgen.
Grote aandacht gaat uit naar Ibn al Mu’tazz (861-908). Een dichter die vooral opvalt door zijn originele vergelijkingen, visuele finesse en metaforen:
Augustus verbrandde ons in zijn vuur
Moge Gods zegen op september rusten
Op geen bed vond ik ’s nachts rust
Als lag mijn hart in de klauwen van een vleermuis
Moraalridders en woke-adepten zullen het wel niet zo begrepen hebben op het luik Pornografica in deze bundel. Om hen voor te zijn schrijft hij onder andere:
‘Dit boek is geen pamflet, maar een zoeternij voor literaire zoetekauwers. Of het moslims of andere gelovigen al dan niet afschrikt, interesseert mij geen zier. Ik vertaal niet voor gekooide geesten en tamme lendenen.’
Hafid Bouazza heeft met ‘Schoon in elk oog is wat het bemint’ een standaardwerk van formaat afgeleverd. Een turf die op elke boekenplank een prominente plaats verdient.