Uwe Johnson versus de twintigste eeuw
Uwe Johnson, ‘Jahrestage. Een jaar uit het leven van Gesine Cresspahl’
Kan een schrijver zich zodanig verliezen in zijn werk dat hij eraan ten onder gaat? Als je het leven van de Duitse auteur Uwe Johnson van naderbij bekijkt, leidt het haast geen twijfel. Als literaire wonderboy bestormde hij in 1959 het schrijverspodium met moeilijk verteerbaar werk. Niettemin oogstte hij hoog aanzien bij collega’s en publiek. ‘Jahrestage, Een jaar uit het leven van Gesine Cresspahl’ is ongetwijfeld zijn magnum opus. Het telt ruim 1500 pagina’s en weegt makkelijk anderhalve kilo, los op de schoot. Het is een weergaloos boek, maar ook zijn laatste.
En helemaal niet zo hoogdravend. Als lezer moet je wel bereid zijn om er de nodige tijd in te investeren, maar dikke boeken maken indruk. Dus wat houdt je tegen? Bovendien krijg je een eigengereide kijk op de wereldgeschiedenis van de twintigste eeuw. In het boek passeren alle belangrijke politieke gebeurtenissen van de vorige eeuw, waarin Johnson de hoofdrolspelers met naam en toenaam noemt.
Een jaar in NY en ver daarbuiten
In die zin is de titel enigszins misleidend. We volgen wel degelijk ‘Een jaar uit het leven van Gesine Cresspahl’, maar Johnson wisselt de persoonlijke en politieke gebeurtenissen in dat jaar af met gelijkaardige voorvallen uit het verleden. Het is een wisselwerking van evenementen die elkaar triggeren en door elkaar geweven worden op de vele pagina’s van de roman.
Bij de start van het boek, op 21 augustus 1967, is Gesine vierendertig jaar en woont ze zes jaar in Manhattan, New York met haar bijna tien jaar oude dochter Marie. Gesine en Marie zijn afkomstig uit Duitsland, waar Marie aanvankelijk niet wilde vertrekken, maar intussen ‘is ze haar vrienden in Düsseldorf vergeten’. Ze praat beter Engels dan Gesine. ‘Duits is voor [Marie] een vreemde taal die ze uit beleefdheid gebruikt tegen haar moeder, op vlakke toon, met Amerikaans gevormde vocalen, vaak zoekend naar een woord.’
Johnson biedt een gedetailleerde inkijk in het leven van Gesine en Marie. De uitgebreide beschrijvingen zijn allesbehalve saai en zuigen je het verhaal in zoals de afvoer het water van een leeglopend bad. Maar we leren ook iets over de ouders van Gesine en hun ervaring met de opkomst en neergang van het nazisme, gevolgd door de Stasiterreur van de DDR. Niets laat Johnson ongemoeid. Zijn roman eindigt niet voor niets op 20 augustus 1968, wanneer de Russische tanks Praag binnen bolderen om een einde te maken aan de verlengde lente.
Tante Times
Als aanhanger van de modernistische literatuur leeft Johnson zich volledig uit in ‘Jahrestage’. Hij wisselt regelmatig en vaak onaangekondigd van vertelperspectief, noteert uitgebreide innerlijke monologen en evenveel dialogen; hij trakteert ons op filosofische bedenkingen, last brieven in en kopieert nieuwsberichten die rechtstreeks uit de New York Times komen.
Voor Gesine biedt die krant een venster op de wereld. Haar kennis over de actualiteit haalt ze uit de berichten die de verschillende katernen vullen. Haar mening distilleert ze uit de commentaren. Het hoeft niet te verbazen dat de oorlog in Vietnam prominent aan bod komt, en dan vooral de slachtoffers die de oorlog maakt. In die zin kan je het hele boek ook als een politieke roman lezen. Elke oorlog, elke ideologie nagelt Johnson aan de schandpaal. Zijn empathie gaat steevast uit naar de kleine man en vrouw die zich staande proberen te houden in de mallemolen van de geschiedenis.
Tot de dood
‘Jahrestage’ verscheen oorspronkelijk in vier delen, respectievelijk in 1970, 1971, 1973 en 1983. Dat er tien jaar zit tussen het verschijnen van het derde deel en het vierde is te wijten aan Uwe Johnsons persoonlijke leven. Hij wilde ontsnappen aan het literaire wereldje in Berlijn en trok zich terug in het armzalige stadje Sheerness in Engeland. Zijn huwelijk liep mank en hij verloor zich in de duivelse drank. Hij worstelde met schuld, ging ten onder aan verantwoordelijkheid en belichaamde daarmee de centrale thema’s van zijn eigen boek. Dat was de druppel.