Notities uit het rijke leven van een chroniqueur
Cees Nooteboom, ‘De danser en de monnik’
Van 1970 tot op de dag van vandaag houdt de Nederlandse schrijver Cees Nooteboom (1933) een dagboek bij. Waar hij ook komt – hij bereisde zowat de halve wereld – maakt hij aantekeningen. Ze staan nu te lezen in ‘De danser en de monnik – Dagboeken 1970-1995’. Herinneringen aan ontmoetingen met vrienden, collega-schrijvers, reisindrukken, korte filosofische gedachten, enzovoort. Een unieke blik in het leven van een uitzonderlijk schrijver en dichter die in 1955 debuteerde met ‘Philip en de anderen’.
Sjoerdje verlangt naar liefde
Ergens in ‘De danser en de monnik’ schrijft Nooteboom dat er altijd zoveel meer te schrijven valt dan wat hij opschrijft. Toch valt niet te ontkennen dat hij een gedisciplineerd iemand is. Een dag zonder schrijven is voor hem vast een verloren dag. Op geen ander is het Latijns gezegde ‘Nulla dies sine linea’ (Geen dag zonder geschreven regel) zo toepasselijk.
Of hij nu in een Japans hotel logeert, door de straten van Berlijn struint, of in zijn vakantiehuis in Menorca verblijft, altijd liggen pen en schriftje binnen handbereik. Er is vrijwel niets dat aan zijn aandacht ontsnapt. Bezoekjes aan de bioscoop, etentjes bij vrienden, ontmoetingen, flarden gesprek die het verdienen opgetekend te worden, of boeken die gelezen worden. Er is de herinnering aan wijlen Liesbeth List, de Nederlandse zangeres met wie hij jarenlang een relatie had.
Zo noteert hij op Pasen 1973, na een bezoek bij Harry Mulisch en Sjoerdje.
‘Gegeten bij Harry en Sjoerdje. Alweer die ‘ritualisatie’ van het plezier: Orfeo van Monteverdi moet, Hitler en Goebels moeten, de Johannes Passion met jongensstemmen van Harnoncourt moeten, en zo ligt het dan vast. Sjoerdje vertelde aan L. Dat H. het maar eens in de 14 dagen ‘doet’, hangt tegen L. aan, ligt op schoot bij Lo, is onschuldig uitdagend en verlangt naar liefde.’
Jorge Luis Borges is altijd in de buurt
Naast het geschrijf over relaties, faits divers of andere zaken valt er nog veel meer te lezen. Er is de grote belezenheid van Nooteboom, die in de ban is van de Argentijnse dichter, essayist en schrijver Jorge Luis Borges. Hoe valt anders te verklaren dat hij in zijn tuin in Menorca naar een van zijn boeken grijpt? Hij herleest Borges, de schrijver die als het ware zichzelf al schrijvend verzon, ongetwijfeld vanwege zijn unieke stijl. Zelfs al leest hij hem niet, hij is er altijd.
‘Zit waar ik anders nooit schrijf — woonkamer, naast diep gebogen tulpen, maar tegenover poster van Borges, met stok, in de Circulo de Bellas Artes, luisterend naar het credo (ik), Borges onverstoorbaar, blind hierheen kijkend.’
De visie op literatuur van Roland Barthes
Nog meer fascinatie gaat uit naar Marcel Proust, het grote voorbeeld van de maker van een groot kunstwerk. Overal sleept hij hem mee, ploegt zich door ‘À la recherche du temps perdu’, en wil alles over hem vernemen.
Het brengt hem sowieso bij Roland Barthes, de Franse literatuurwetenschapper, in wiens ideeën over literatuur, meer bepaald die over Proust, hij sterk geïnteresseerd is. ‘Proust a parlement de lui – mais il a reüssites à praler de lui de maçon pas biographique’ (Proust is erin geslaagd om het over zichzelf te hebben op een niet biografische manier) die ene zin uit de mond van Barthes luidt als een credo.
Hij is het vast eens met Barthes’ opvatting dat literatuur nu zuiver middel is, zonder oorzaak of doel: dat is waarschijnlijk zelfs wat haar kenmerkt. Anders geformuleerd, volgens de Franse literatuurwetenschapper: ‘L’être de la littérature n’est rien d’autre que sa technique’ (Het wezen van de literatuur is niets anders dan de techniek ervan). Of hoe hij het schrijverschap in een dergelijke context situeert.
Het turbulente liefdesleven van Hugo Claus
Thomas Mann als dagboekschrijver, het kan zijn reputatie als schrijver niet schaden. Nooteboom vindt hem onaantastbaar, maar stipt aan dat hij in zijn dagboeken als een ware boekhouder tewerk ging: ‘Maar zo wil ik het niet, de volstrekte boekhouding, namen van dokters, zusters. Strohalmen?’
En dan is er naast Harry Mulisch en Remco Campert de aloude vriendschap met Hugo Claus. Hoe anders leren we de auteur van ‘Het verdriet van België’ en ‘De Oostakkerse gedichten’ kennen. Dat hij wou breken met een drank verslaafde Sylvia Kristel, hij door Marja Habraken overal werd achterna gezeten en soms sombere gedachten had. Bovendien vertelt hij Nooteboom dat ook hij aan dagboeken was begonnen.
Ze waren nooit meer geworden dan begin, fragmenten waarin hij tegen zichzelf zegt wat een enorme klootzak hij zich vindt. Adviseert hij Cees: ‘Dat zou jij moeten doen, als chroniqueur, jij ziet zoveel mensen.’
Wat staat nog in zijn Moleskine-boekjes te lezen?
Een gouden raad die voor meer dan vierhonderd pagina’s boeiend leesvoer heeft gezorgd. Jammer dat hij pas vanaf de jaren tachtig met regelmaat een dagboek heeft bijgehouden. Ook al lopen zijn notities niet altijd naadloos in elkaar over, ontbreken 1979 en 1980, alsook de periode van 1987 tot en met 1989, toch spat het leesplezier van elke bladzijde.
Met als aangename bijkomstigheid dat samensteller Philippe Noble ervoor gezorgd heeft dat alle citaten uit het Duits, Frans, Italiaans, Spaans, Grieks en Latijn keurig naar het Nederlands werden vertaald. Sinds Nooteboom vanaf 2015 al zijn aantekeningen integraal op Word-bestanden overtikt, is het uitkijken naar alles wat hij na 1995 in zijn Moleskine-notitieboekjes heeft neergeschreven.