Gerrit Kouwenaar voelde zich als dichter misdeeld

Gerrit Kouwenaar voelde zich als dichter misdeeld

Arjen Fortuin, ‘men moet. biografie van gerrit kouwenaar’ 4 out of 5 stars

Gerrit Kouwenaar (1923-2014), grand old man van de Nederlandse poëzie, was één van de inmiddels legendarische ‘Vijftigers’. Arjen Fortuin (1971) schreef over hem ‘men moet’, een vuistdikke biografie. Het verhaal van een poëet voor wie een gedicht ‘een ding van taal’ was.

Dat waren nog eens tijden: de directeur van De Bezige Bij die met zijn dichters Campert, Lucebert, Elburg, Schierbeek alsook met Kouwenaar naar Nijmegen of Hengelo reed voor een optreden. Ze lazen er voor uit eigen werk, overigens niet nadat Gerrit Kouwenaar een poëticale inleiding had gegeven over wat de ‘Vijftigers’ precies bedoelden. Wellicht is hij degene van dit roemruchte gezelschap die urenlang aan zijn gedichten schaafde en een opmerkelijk lange weg naar zijn dichterschap aflegde.

Tal van omstandigheden speelden hierbij een rol. In ‘Morgen wordt het voor iedereen maandag. De oorlog van Gerrit Kouwenaar’, een eerder verschenen biografie van Wiel Kusters wordt aandacht besteed hoe ingrijpend de Tweede Wereldoorlog voor hem geweest is. Zo werd hij in 1943 bij een inval  van de Sicherheitsdienst in een Amsterdams pand, vanwege zijn medewerking aan een illegaal tijdschrift, gearresteerd en opgesloten. Na zes maanden werd hij vrijgelaten. Reden: hij hield van de poëzie van Hölderlin, dus was hij niet fervent anti-Duits.

Lucebert liet hem het licht zien

Wat hij wilde was voor alles dichter zijn, ook al moest hij daar een bestaan in armoede voor leiden. Zonder de steun van zijn ouders lukte het hem helaas niet. De mogelijkheden om na de bevrijding van literatuur te leven waren uiterst beperkt. Dankzij zijn vader kon hij als stadsredacteur bij ‘De Waarheid’, een communistische krant, in de zomer van 1945 aan de slag.

Algauw gaat zijn aandacht uit naar alles wat met kunst te maken heeft en recenseert hij boeken, films en tentoonstellingen. Het is een tijd waarin hij vriendschap sluit met Gerard Kornelis van het Reve, die bij ‘Het Parool’ werkzaam is. Het zorgde voor brood op de plank, maar de rest van hun leven in een redactielokaal slijten stond beiden fors tegen. Reve werkte aan ‘De Avonden’ waarin enkele vrienden, onder andere Kouwenaar, centraal stonden. De eindversie haalde Gerrit helaas niet.

Het was vooral zijn ontmoeting met Bertus Swaanswijk, alias Lucebert, die bepalend is geweest voor zijn verdere ontwikkeling als dichter. Op een dag kwam Swaanswijk tekeningen aanbieden op de redactie van ‘De Waarheid’.

‘Kouwenaar zat aan zijn bureau te werken, Jan Vrijman zat tegenover hem, toen de portier zich bij hen meldde: er stond iemand aan de balie om tekeningen aan te bieden. Kon de kunstredacteur misschien even komen kijken? Kouwenaar bleef twee uur weg, herinnerde Vrijman zich later. Hij ging kijken waar zijn collega bleef, en trof deze elders in het gebouw aan met het bezoek. Dat bleek zijn oude buurtgenoot Bertus Swaanswijk te zijn (…) Gerrit Kouwenaar had in de magere, wat sjofele jongeman met zwarte haren een geestverwant herkend.’

Bij elkaar samenwerken, elkaar helpen

Een dag later spreken ze af op zijn kamer aan de Lange Leidsedwarsstraat. Het leverde een kameraadschap op die levenslang zou standhouden, ofschoon het maar de vraag is of Lucebert hem ooit verteld heeft dat hij zich tijdens de Tweede Wereldoorlog voor vrijwillige tewerkstelling in Duitsland had gemeld. Feit is dat hij een ware revolutie in de poëzie ontketende en hij ervoor zorgde dat Kouwenaar het licht heeft gezien.

Hij zou voortaan speelse en expressieve gedichten schrijven en tot de kern van de ‘Vijftigers’ toetreden. Beiden waren er ook van overtuigd dat ze zich moesten verenigen, al was het maar om hun vernieuwingsdrang te laten samenvallen met hun maatschappelijk engagement. Het leidde ertoe dat de ‘Vijftigers’ bij elkaar samenkwamen, elkaars werk lazen en beoordeelden. Of zoals Kouwenaar het ooit zo formuleerde:

‘We hebben elkaar geholpen, zeer direct geholpen, logeerpartijen voor mensen die geen huis hadden, gezamenlijke maaltijden… Een soort familieband. Een elkaar herkennen, elkaar helpen omdat je nu eenmaal in dezelfde boot zat. Het was een vrolijke periode, een optimistische tijd.’

De langzame weg naar de erkenning

Omdat de weerklank van zijn poëzie aanvankelijk beperkt is, waagt hij zich in de hoop een breder publiek te bereiken aan een roman. Hij schreef uiteindelijk drie oorlogsromans waarvan ‘Val,bom’ recent werd herdrukt. Pas op zijn dertigste debuteerde hij als dichter met ‘Achter een woord’. Een bundel die, nadat hij als dichter bij De Bezige Bij niet welkom was, bij Ad den Besten verscheen.

Behoorlijk wat aandacht gaat in ‘men moet’ uit naar de vriendschap tussen Kouwenaar en de alom geprezen dichter Hans Faverey, waar in pijnlijke omstandigheden een einde aan is gekomen. Ze dachten op dezelfde manier over poëzie, werden in één adem genoemd. Hoe ze toen Faverey ziek werd elkaar niet meer spraken, daar zweeg Kouwenaar later in alle talen over.

Wordt de dichter nog serieus genomen?

Ook al passeren alle dichtbundels de revue, speciale aandacht gaat uit naar ‘Een geur van verbrande veren’. Een bundel die door de kritiek de hemel werd ingeschreven. Toch voelt hij zich misdeeld, is hij er niet over te spreken dat de dichter door zijn uitgever niet langer meer serieus wordt genomen.

‘Waarom wordt er voor poëzieuitgaven zo minimaal geadverteerd? Waarom wordt er voor poëzie nooit ingehaakt op een gunstige publiciteit en redelijke verkoopcijfers, zoals een paar jaar geleden een geur van verbrande veren ten deel viel. Zelfs voor het herdrukte kon er geen advertentie af, voor zover ik weet.’

De bundel bezorgde hem roem en internationale belangstelling, maar werd later overtroffen door ‘totaal witte kamer’. Zochten de meesten er troost in, dat was volgens Kouwenaar bepaald niet het opzet ervan.

‘Ik heb een hekel aan gedichten die willen troosten. Mijn gedichten troosten mijzelf niet eens. Het is helemaal niet leuk om jezelf te dwingen bezig te zijn met de dood van je vrouw. Je kunt beter de deur dichttrekken.’

Arjen Fortuin heeft met ‘men moet’ veel meer dan een klassieke en uiterst gedetailleerde biografie afgeleverd. Dit is een boek dat zich laat lezen als een verhelderende ontmoeting met een uitzonderlijk dichter wiens poëtisch oeuvre overeind is gebleven.

Related Images: