Oudere schrijver leert autorijden
Oek de Jong, ‘Man zonder rijbewijs’
Oek de Jong (1952), die indertijd furore maakte met ‘Opwaaiende zomerjurken’ is al ruim in de zestig wanneer hij zich aanmeldt bij een rijschool. De Nederlandse schrijver, wiens ‘Zwarte schuur’ in 2020 met de Boekenbon Literatuurprijs werd bekroond, wil vooralsnog een rijbewijs behalen. Voldoende stof voor ‘Man zonder rijbewijs’. Een roman die zoveel meer is dan louter anekdotes over rijscholen, leren parkeren en tochtjes door Amsterdam.
Er is de vraag van zijn instructeur waarom hij zo laat besloten heeft om zijn rijbewijs te halen. Dat hij er niet eerder aan gedacht heeft te maken met zijn jeugd. Als zeventienjarige zat hij achter het stuur, met zijn moeder op de bijrijdersstoel, en veroorzaakte hij bijna een ongeval. Nadien rekent hij zich tot een minderheid. Een subcultuur van kunstenaars en schrijvers die geobsedeerd zijn door hun werk en zich de aanschaf van een wagen niet kunnen veroorloven. Nu is er het besef zonder auto altijd van anderen afhankelijk te zijn. Hij realiseert het zich maar al te goed als J. zijn vriendin in Frankrijk – ze heeft een ongelukje gehad – hem in zijn vakantiehuisje belt om haar op te halen. Zonder hulp van vrienden lukt het hem niet, laat staan om haar in het ziekenhuis te bezoeken.
De sfeer in de stad proeven
In tegenstelling tot ‘Pier en oceaan’ verlaat hij in ‘Man zonder rijbewijs’ veel meer het pad van de fictie om over zichzelf te schrijven. Hoe hij in Friesland leert zeilen, hoe het huwelijk van zijn ouders al in een deplorabele staat verkeert als ze hem met hun Renault 4 naar Amsterdam brengen. De stad waar zijn racefiets van het merk Peugeot opeens zijn belangrijkste bezit is. Geen betere manier, in combinatie met het openbaar vervoer, om de sfeer in een stad te proeven. Kon hij vroeger op de tram de echte Amsterdammers gadeslaan, hun typische woorden opslaan of genieten van hun bekvechten dan rijdt hij nu in een lesauto langs hen heen.
‘Ik gaf mijn ogen de kost en zat te luisteren naar wat ze vertelden, hoe ze het vertelden, de woorden die ze gebruikten. (…) Ik leerde wat een joetje was, een meier en een rooie rug. In de tram en op de markt spitste ik mijn oren om een nieuwe taal en een nieuwe manier van spreken op te vangen. Ik stond ervoor stil. Mannen met een grote bek, vrouwen met een grote bek – die had je niet waar ik vandaan kwam.’
Dave met de leeuwenmanen
Het autorijden leert hem een andere stad kennen. Een Amsterdam dat uitpuilt van verkeersborden, stopstrepen, haaientanden en noem maar op. Kortom te veel om ze uit een rijdende auto allemaal op te merken. Wat hem daarentegen wel opvalt is hoe het stadsbeeld de voorbije jaren is gewijzigd. Zo is Nieuw-West het meest complexe deel van de stad en hyperdivers geworden. Het brengt hem bij de gedachte dat de hele Amsterdamse bevolking binnen afzienbare tijd in meerderheid zal bestaan uit mensen met wortels in andere culturen. Hij noteert het allemaal tijdens zijn talloze ritten door de binnenstad, in gezelschap van zijn leermeester Dave, in alle opzichten een man van de wereld.
‘Ik schat dat mijn instructeur met de leeuwenmanen en zijn goeie kop in zijn vierde of vijfde relatie zit en tussendoor nog flink wat scharrels heeft gehad. Hij is een vrouwenman stoer, maar ook zacht en aardig.’
De auto fungeert bovendien als een soort tijdmachine die hem naar het verleden terugvoert. Er zijn de herinneringen aan zijn ouders. Zijn vader die in zijn werkkamer op zijn schrijfmachine concertrecensies tikte voor Trouw en de Provinciale Zeeuwse Courant. Hij vindt er een boek over de Tiendaagse Veldtocht tegen de Belgen in 1830 waaruit hij enkele zinnen, die hij niet kan bevatten, overschrijft. Het is alsof hij – die later een bekend schrijver wordt – ze zelf heeft geschreven. De man die later zijn eerste boek aan zijn grootvader bezorgt. Een man van de daad die geen boeken leest en niet van fantaseren houdt.
Wie was mijn vader eigenlijk?
Als de pandemie toeslaat worden de rijlessen stopgezet en is er de papieren nalatenschap van zijn ouders. Daaruit blijkt dat hij uiteindelijk weinig weet wie zijn vader, ooit staatssecretaris van Onderwijs, in werkelijkheid was.
’Nadat ik uit huis was gegaan, had ik nog minder zicht op zijn dagelijks leven dan voorheen. Hij begon zich over de hele planeet te bewegen. Hij was in Johannesburg, getuige een vliegticket op zijn naam, maar ik heb geen idee waarom.’
Hoe beeldrijk de rijlessen ook zijn ‘Man zonder rijbewijs’ is vooral een verbluffende autobiografie van een schrijver die de lezer met lenig geschreven proza blijft verbazen. Een absolute aanrader.