Arie Pos brengt een rijk geschakeerd portret van Gerrit Komrij
Arie Pos, ‘De wording van Gerrit Komrij’
Tien jaar na zijn overlijden is Gerrit Komrij (1944-2012) lang nog niet vergeten. Hij was een opvallend veelzijdig auteur. Ofschoon hij zich in de eerste plaats een dichter voelde, toch werd hij vooral geprezen omwille van zijn spraakmakende columns en als vlijmscherp criticus die de controverse niet schuwde. In ‘De wording van Gerrit Komrij, het eerste deel van een biografie, hangt Arie Pos (1958), aan de hand van documenten en gesprekken, een treffend portret op van de beginjaren van een literair fenomeen.
Een nieuw bestaan proberen opbouwen
Opgegroeid in Winterswijk zoekt Komrij het grote avontuur in Amsterdam, waar hij zich een nieuw en avontuurlijk leven voorstelt. Hij leert er twee vrouwen kennen op wie hij ten zeerste is gesteld: Ansje Michorius en de jongensachtige Ellen Jonckers. Met Ellen reist hij begin juni 1965, om aan zijn schuldeisers in Amsterdam te ontsnappen, naar Kreta. Ze kent er een zekere Janits die hen onderdak kan bezorgen. Al bij aankomst loopt een en ander mis. Beiden moeten van het ene provisorische onderkomen naar het andere verkassen.
Ellen valt voor Janits en Gerrit rommelt met Mimis, een caféhouder. Het plan om er als schrijver en dichter een nieuw bestaan op te bouwen kan hij voorlopig beter opvouwen. Zijn studiebeurs waarmee hij het een paar jaar hoopte uit te houden slinkt snel. Als Ellen hem bovendien ook nog in de steek laat ziet de situatie er behoorlijk hopeloos uit.
‘Pas toen ze verdwenen was begreep ik dat er tussen haar en mij toch iets had bestaan. Ik herinner me weken van de kaart te zijn geweest en dat onophoudelijk een sarcastisch en rauw “Love Me Do” uit mijn plastic pick-up klonk, honderden malen die weken.’
Een manuscript dat werd geweigerd
Hij vult er zijn dagen met het overvloedig drinken van raki en het lezen van Kierkegaard en Nietzsche, op zoek naar de fundamenten van zijn schrijverschap. Een vorm van zelfanalyse die hij vooral toespitst op zijn seksuele anders zijn. Heeft Kierkegaard grote invloed op hem tijdens het proces van ervaring en verandering die hij doormaakt, dan is Nietzsche bepalend voor zijn inzicht inzake seksualiteit. Hij leert hem zijn homoseksualiteit definiëren.
Wat zijn visie op het schrijven betreft heeft zijn verblijf op Kreta uiteindelijk weinig opgeleverd. Enkel de homoseksuele thematiek en intertekstuele gelaagdheid zijn blijven doorwerken. Voor de rest liep vrijwel alles grondig fout op het Griekse eiland. Een proefvertaling waarmee hij als toekomstig vertaler geld hoopte te verdienen werd afgekeurd. Zijn manuscript van ‘De lange oren van Midas’ werd door uitgeverij Van Oorschot geweigerd. Later werd het eveneens door De Bezige Bij en Querido ook afgewezen.
Bovendien kon hij niet langer meer de huishuur betalen en zat hij begin juni 1966 door zijn geld heen. Om naar Nederland terug te keren zat er niets anders op dan zijn collectie boeken, die hij in Amsterdam had achter gelaten, door zijn vriendin Ansje bij een antiquariaat te koop aan te bieden. Dankzij de opbrengst hiervan lukt het hem naar Athene te vertrekken om van daaruit naar Nederland te liften.
Komrij was bang dat Charles hem zou afwijzen
Het weerzien met Charles Hofman, op wie hij hopeloos verliefd was maar vreesde – vandaar zijn vlucht naar Kreta – door hem te worden afgewezen, vond in december 1966 plaats in café Oosterling.
‘Daar kwamen we eerder omdat ze een happy hour hadden en de jenever dan een halve cent goedkoper was. Gerrit liep op versleten gympies en had een kapotte broek aan.’
Ze hadden er met elkaar afgesproken. Hofman was in die tijd een acoliet bij de oosters-orthodoxe kerk van vader Serapion. Hij schilderde net als zijn vader en maakte glas-in-loodwerk. Het was een ontmoeting die niet zonder gevolgen zou blijven. In het gezelschap van Charles verliest hij langzamerhand zijn schuchterheid, duikt hij zelfs het Amsterdamse nachtleven weer in. Het schrijven en publiceren lukt voorlopig niet zo best.
Waar hij ook bij uitgevers en omroepen aanklopt, telkens wordt hij van het kastje naar de muur gestuurd. Na verloop van tijd kan hij als vertaler, weliswaar tegen een hongerloon, bij De Arbeiders pers aan de slag. Al die tijd blijft hij, in nauw overleg met Theo Sontrop, sleutelen aan een eerste dichtbundel. Het duurt uiteindelijk tot september 1968 alvorens ‘Maagdenburgse halve bollen en andere gedichten’ verschijnt.
Vormvaste gedichten op rijm
Een opmerkelijk debuut waarin Komrij naar voren treedt als een vormvast en rijmend dichter in een periode waar vrije vormen en het experiment de boventoon voerden. De gezaghebbende criticus Kees Fens vindt sommige gedichten best aardig, maar vindt de woordspelingen te gezocht soms. Cees Buddingh’ daarentegen merkt op dat het gedichten zijn die je moet veroveren, waarna ze je overrompelen.
Het is een niet geringe verdienste van Arie Pos dat hij met uiterste precisie vertelt hoe de hele bundel met vallen en opstaan uiteindelijk tot stand is gekomen. Een illustratie van hoe hij al het biografisch materiaal op een adequate manier heeft verwerkt in een boek dat een ander licht werpt op de fascinerende dichter, romancier, criticus en columnist. Een best aardig man die het is gelukt een façade op te trekken waarachter hij zichzelf handig wist te verbergen. Hoe bijvoorbeeld zijn grove taal tegenover feministische vrouwen contrasteert met zijn behoedzame omgang met Ansje en Ellen.
Dit en andere zaken die Pos aan de hand van documenten, gesprekken en nooit eerder gepubliceerde foto’s exhaustief beschrijft maakt van ‘De wording van Gerrit Komrij’ een biografisch portret dat leest als een pageturner.