Het meritocratische ideaal volgens Michael Young
Michael Young, ‘Opkomst van een meritocratie’
In ‘De opkomst van de meritocratie’ (vertaald door Huub Stegeman en voorzien van en voorwoord door financieel geograaf Ewald Engelen), een klassiek, fictief essay uit 1957, gaf de Britse politicoloog / socioloog en activist Michael Young (1915-2002) de voorzet tot een maatschappelijk debat dat tot op vandaag nog steeds gaande is. Zo voorzag hij een mogelijke evolutie richting ‘meritocratie’, een samenlevingsmodel dat verdienste – door Young gezien als het samengaan van inzet en intelligentie – als bepalende factor voor maatschappelijke status en inkomen voorop plaatste.
Grimmige, satirische toekomstschets met donkere schaduwzijden
De aan de London School of Economics gepromoveerde Young schreef ‘De opkomst van de meritocratie’ destijds als satire. Het was een de vele projecten waaraan hij aan werkte toen hij voor de Britse Labour partij aan de slag was rond onder meer onderwijsvernieuwing; zo legde hij de kiemen voor wat we dezer dagen kennen als ‘open universiteit’.
‘De opkomst van de meritocratie’ is een dystopie helemaal in de lijn van Orwells ‘1984’ of Huxley’s ‘Brave New World’. Hoewel de gehele, door en door satirische tekst door Young bij elkaar verzonnen werd, komt die in argumentatie bijzonder overtuigend over. Zo haalt de Britse socioloog allerlei fictieve wetsartikelen, onderzoeken en rapporten aan om een weelde aan ideeën verder kracht bij te zetten.
Het meritocratische model
Het essay valt uiteen in 2 grote kapita. In het eerste deel geeft Young weer hoe de elites het voor het zeggen krijgen en gaandeweg een meritocratische samenleving tot stand komt, in een tweede deel beschrijft hij het verval van de lagere klassen.
Het meritocratische ideaal dat Young beschrijft is volstrekt doordrongen van competitie, zowel in onderwijs als arbeid. Het stelt eenvoudigweg dat wie slim is en hard werkt, daar ook de meeste vruchten mag van plukken. Zo vormt er zich stelselmatig een groep van verdienstelijken: elites die geselecteerd worden op basis van gemeten prestaties met het onderwijs als belangrijkste aandrijver daarvan. De overige mensen zijn ‘minder verdienstelijk’; ze zijn dommer, hebben er niet hard genoeg voor gewerkt en verwerven daarom ook veel minder maatschappelijke status en inkomen. Zij die de top bereiken, hebben dat enkel en alleen aan zichzelf te danken. Het is immers niet bezit, afkomst, huidskleur, geloof of geslacht die een rol spelen, dan wel de combinatie van talent en inzet, afgemeten aan onderwijsprestaties. Kortom: hij beschrijft een bikkelhard model van winnaars en verliezers.
Vooruitziend
De satirische denkbeelden van Young blijken vooruitziend te zijn geweest. Wat net ook alle reden geeft om dit uitstekend geschreven essay te herlezen. Zelf keek hij toe hoe het meritocratische idee stilaan ingehaald werd door de realiteit. En vooral hoe het meritocratische ideaal door vele politici zowaar als nastrevenswaardig werd beschouwd. Evenwel is Youngs’ primaire boodschap dat een meritocratie op papier misschien mooi oogt (kansengelijkheid!), maar in de realiteit erg donkere schaduwzijden kent en een erg wrange, bittere smaak nalaat.
Niet onbelangrijk voor een goed begrip van het essay is dat Young het in de naoorlogse jaren vijftig schreef, een tijd waarin het hele idee van de meetbaarheid van de mens sterk opgang maakte. Young had de oorlogsjaren meegemaakt en zag als sociaal wetenschapper hoe vanuit Amerika een forse uitbreiding van meetinstrumenten naar het Britse vasteland overwaaide. Psychometrie maakte zijn opgang en individuen werden studieobjecten die (enige) vergelijking mogelijk maakte. Tot de wildgroei aan excessen, zoals Young ook voorzag.
De actualiteit van de tirannie
Het maakt ‘De opkomst van de meritocratie’ uiterst actueel. Het is op te vatten als een tijdloze waarschuwing. Zoals Young het destijds formuleerde:
Ik heb dit essay echter minder geschreven om beroemde mannen te eren dan om collega-intellectuelen te waarschuwen.
Dit klassieke, briljant opgetekende essay is een reactie tegen de mogelijke aberraties van een kapitalistische samenleving op driftkoers. Het is wachten tot 2034, tot de opstand van de onverdienstelijken die de stringente opdeling tussen winnaars en verliezers ongedaan maakt. Het verzet groeit en sluimert immers meer dan ooit.