W.F. Hermans blijft voor beroering zorgen
Willem Frederik Hermans, ‘Ongebundeld werk 1952-1979’
Nederland blijft als geen ander zijn belangrijkste schrijvers herdenken. Zo werd onlangs naar aanleiding van zijn honderdste verjaardag W.F. Hermans (1921-1995) uitgebreid in het zonnetje gezet. Naast heel wat tentoonstellingen te lande werd voor de immer balsturige auteur in De Nieuwe Kerk te Amsterdam zelfs een gedenksteen onthuld. Een eer die voordien enkel Multatuli te beurt was gevallen. Redenen genoeg voor zijn uitgeverij om met ‘Ongebundeld werk 1952-1979’ zijn verzameld werk verder te zetten.
Hij neemt geen blad voor de mond
Het blijft heerlijk grasduinen in de ongebundelde stukken van een schrijver als Hermans. Zijn werk hakt er nog steeds stevig in. Wie Hermans’ eerdere verzamelde ongebundelde stukken las, weet aan wat zij/hij zich mag verwachten. Over nagenoeg alles laat hij een kritisch licht schijnen, noteert hij kritische opmerkingen in de marge. Of het nu gaat over taalgebruik, fotografie of de sterfelijkheid van de mens het lukt Hermans er telkens in in een lenige taal en met kennis van zaken over te schrijven. Zelden neemt hij een blad voor de mond, om vervolgens met open vizier de strijd aan te binden. Wedden dat wat hij ooit schreef in Haagse Post (6 mei 1967) onder de kop ‘Bloot en nog bloter’ vandaag nog altijd flink wat beroering kan veroorzaken. Al was het maar omdat hij opmerkt dat het verzet tegen bloot in de film minimaal is geworden sinds godsdienstige leiders hebben ontdekt dat een rondborstige seksuele voorlichting tot ieders levensgeluk bijdraagt. Het klinkt allerminst woke als hij noteert:
‘De vrijheid die de zogenaamde pornografen in de literatuur hebben gebracht, is niet een dwang gebleken waaronder alle schrijvers hetzelfde zouden moeten doen als zij, maar het was de verlossing van de dwang het niet te doen. In onze tijd kan geen enkele romanschrijver meer gedwongen worden in bed zijn onderbroek aan te houden.’
Aandacht voor de Vlaamse letteren
Opmerkelijk hoeveel aandacht in deze nooit eerder gebundelde stukken aandacht wordt besteed aan enkele Vlaamse auteurs. Meer bepaald aan het oeuvre van Louis-Paul Boon met wie Hermans duidelijk vertrouwd is. Hoe raak wordt hij geportretteerd als een veelschrijver uit geldgebrek. Iemand met een vulkanisch temperament en een nooit aflatende bewogenheid.
‘Ik geloof niet dat Louis-Paul Boon beter zou schrijven als hij rijk was. (…) De armoede van de schrijver doet hem schrijven over de armen. Iedere schrijver kan nu eenmaal alleen schrijven over datgene, waar hijzelf aan lijdt.’
Voor Willem Elsschot is hij dan veel minder zalvend. Ook al vindt hij ‘Villa des Roses’ zijn beste werk, hij laat niet na erop te wijzen dat je als auteur niet ongestraft koopman of huisvader bent. Elsschot is volgen hem bij Guy de Maupassant in de leer geweest met dit verschil dat de Franse auteur tot het uiterste is gegaan. Dat deed Elsschot, ondanks hij een groot stilist was, niet in ‘Het been’ waar hij volgens Hermans te veel water bij de wijn heeft gedaan.
Is de Nederlander een geboren apostel?
Als polemist is hij op zijn best als hij heftig uitvaart tegen typisch Nederlandse toestanden. Uitgevers die hun auteurs geen standaardcontract aanbieden en hun verplichtingen niet naleven. Ook de Nederlander moet het ontgelden. Hij noemt hem zonder gêne een geboren apostel. Meer nog: het Nederlandse volk is volgens hem een volk van prekers en bepreekten. En dan zijn er nog zoveel andere relevante beschouwingen en stukken over Lucebert, Wittgenstein, Calvijn, Nietzsche maar evenzeer hoe hij denkt over verveling, links, een joodse staat, staken, enzovoort.
Kortom, een boek waar op elke willekeurige bladzijde een briljant schrijver je toespreekt en je volle aandacht opeist. ‘Ongebundeld werk 1952-1979’: een gedroomd cadeau voor mensen die houden van een Nederlandse taal die mag bijten.