McGregor geeft zelfs de honden een stem
Jon McGregor, ‘Zelfs de honden’
Voor wie er nog mocht aan twijfelen: literatuur is wel degelijk maatschappelijk relevant. Het kan helpen om je eigen opvattingen in vraag te stellen. Ook kan je zicht krijgen op een wereld die schijnbaar ver van je netjes opgemaakte bed ligt. Denk maar aan de mensen die de rafelrand van onze samenleving bewonen. Mensen die de zoveelste tegenslag moeten verwerken en zich verliezen in drank en drugs om de pijn te verzachten. Mensen die aan hun lot worden overgelaten. Het zijn die mensen die Jon McGregor een stem geeft in ‘Zelfs de honden’, een roman die de apathie van het junkiebestaan overstijgt.
En dat is een hele prestatie van de Britse schrijver. McGregor heeft oog voor zijn personages, dringt door in hun leefwereld en hoofd en maakt er mensen van. Deze kunde demonstreerde hij al in het meesterlijke ‘Reservoir 13’ en zien we ook in ‘Zelfs de honden’, de roman die eraan voorafging. In ‘Reservoir 13’ zoomt McGregor in op een gemeenschap die te maken krijgt met de verdwijning van een jong meisje. Aanvankelijk denk je een thriller in handen te hebben, maar gaandeweg blijkt het een drama te zijn.
Heroïne als stijlfiguur
Iets gelijkaardig gebeurt er in ‘Zelfs de honden’. Bij de start van het boek ontdekt de politie een stevige man op de vloer van een verwaarloosd appartement. ‘De gezwollen, verwekende huid, de ingevallen blik, de olieachtige plas vloeistoffen die zich over de vloer verspreidt. Het gewriemel en gekrioel van pas uitgekomen leven dat zich volvreet.’ Het is Robert, een man die zich elke dag volgoot met alcoholische brouwsels nadat vrouw en dochter hem hadden verlaten. Om de eenzaamheid te verdrijven zette hij zijn deur open voor iedereen die een veilige plek zocht om een naald in de geperforeerde ader te ploffen.
Een aantal van die bezoekers leren we in de loop van de roman kennen. Danny leeft van shot naar shot, geholpen door Mike. ‘Drie of vier keer per dag, de uren afmeten, de zakken vullen met kleingeld tot ze het konden inruilen voor dope. Dan een shot en even pitten en weer opstaan en van voren af aan beginnen.’
Het hoofd – en bij uitbreiding het lichaam – van Danny is geen fijne plek om te toeven. Hij werkt zijn gedachten niet af, springt van de crack op de smack. McGregor weet dit stilistisch uitstekend weer te geven door de monoloog van Danny vol afgebroken zinnen te steken. Interpunctie vervliegt als verdampende heroïne in de opgewarmde lepel. Danny formuleert vragen die geen vragen zijn, maar mededelingen.
Efemeer verleden
Het boeiende aan de roman is vooral het gegeven dat McGregor niet zozeer focust op de aanleiding tot het drug- en drankgebruik van de personages, maar op hoe ze in het hier en nu functioneren, en op de problemen die hen uitdagen. En oké, uiteraard leren we iets over het verleden van de personages omdat een roman nu eenmaal nood heeft aan motieven, maar het vormt niet de essentie van het boek.
Meer nog dan een verhaal over verslaafden is deze roman een kritiek op het huidige drug- en slachtofferbeleid. Mensen die het moeilijk hebben, worden al te vaak aan hun lot overgelaten. Je kan makkelijk aanhalen dat ze het zelf hebben gezocht, maar in de meeste gevallen is het veel complexer dan dat. En wie denkt dat deze miserie in eigen land niet bestaat, moet hier maar eens naar luisteren. McGregor geeft die zelfkant een stem en duwt waar het pijn doet. Dit is maatschappijkritiek vermomd als junkieverdriet.