De nabije toekomst door de lens van Elvis Peeters
Elvis Peeters, ‘De ommelanden’
Wat is dat, een mens? Al op de eerste pagina van ‘De ommelanden’, de nieuwe roman van literaire tandem Elvis Peeters, wordt moraal al haar belang ontnomen. Een hellend vlak, weten wij. We zijn met te veel, dus de nood aan een herklassering van de mens dient zich aan. We zijn geïntrigeerd, maar huiveren al op voorhand. Bij die eerste pagina verwachten we ons aan een even harde trap in de maag als bij ‘Dinsdag’, ‘Oradour’ of ‘Wij’. Het schrijverskoppel stelt ons niet teleur, maar gaat spaarzaam te werk, om uiteindelijk keihard uit te halen.
Dora maakt een fotoreportage van pas gestorven mensen in het haast ontvolkte dorre achterland van Europa. Net wanneer ze haar opdracht voor bekeken houdt, krijgt ze autopech. De ommelanders houden haar nauwgezet in de gaten. Wat heeft deze jonge vrouw uit de verre stad hier te zoeken? Wanneer de weduwe bij wie ze in een Steenhoeve verblijft plots verdwijnt, komt de ontredderde Dora met hen in contact: de priester, de boer-fotograaf Gilas, de Thea’s. Aan haar om uit te zoeken wie haar wil helpen dan wel tegenwerken.
Wie wel en wie niet tot de club hoort, is dus weer van belang in de nabije toekomst van Peeters’ Europa. Een nieuwe bankencrisis en een omgewoeld klimaat veroorzaken grote veranderingen in de wereld die wij kennen. De mens moet zich aanpassen of verdwijnen. De maatschappij moet loslaten om te vernieuwen, afslanken om te groeien. Gierkraaien azen op wie het niet heeft gehaald. Ook de dieren passen zich aan nu alles schaarser wordt behalve de lijken. Dora’s lens aast op haar manier natuurlijk ook. De bijnaam die ze van de ommelanders meekrijgt, is niet voor niets ‘de engel des doods’.
We lezen een boeiend verhaal dat in medias res start en aanvankelijk een hoog tempo aanhoudt. De focalisatie wisselt vaak tussen de fotografe en de voyeurs. De lens zoomt langzaam uit tot een breder perspectief, dat verschillende ommelanders en uiteindelijk ook Dora’s ongeruste familie in de stad omvat. Zo komt een veelheid aan perspectieven aan bod, de zoveelste troef van dit boek. Ook het contrast tussen stad en ommelanden wordt met vakmanschap uitgetekend. Onderweg komen we krachtige beelden tegen, zoals de iconische passage van het zwijn en de geit, of het detailbeeld van Armin die op weg naar zijn werk halt houdt om een merel te bewonderen. De stijl is zoals vaak bij Elvis Peeters poëtisch, filmisch en bedaard.
Het verhaal dendert onverstoord verder over de stoffige weg van de buitengebieden, onder een verschroeiende zon. We happen naar adem en kunnen de pagina’s niet snel genoeg omdraaien, om mee in de snelle cadans van het verhaal te blijven – al gunnen we Dora het warme bad waar ze al die tijd naar snakt. Vervolgens dienen zowel Dora als de lezer zich aan te passen aan het trage, haast uitzichtloze leven. Met de auto valt ook de tijd stil. In de traagheid van een ochtend in het achterland of een jazzconcert in de stad is de poëzie het hardnekkigst. Elvis Peeters heeft het weer geflikt. En we kunnen enkel hopen dat ‘De ommelanden’ niet even profetisch zal blijken als ‘De ontelbaren’ destijds.