Nico Walkers hellevaart van een heroïsche heroïnehufter
Nico Walker, ‘Cherry’
Niemand komt ongeschonden uit een oorlog. Ook de Amerikaanse debutant Nico Walker niet. Om de gruwel in Irak te verwerken spoot hij zijn aders vol smack tot zijn bloed bruin zag. Maar zo’n verslaving kost geld, en de makkelijkste manier om dat te bekomen was banken overvallen. Door de naïeve manier waarop hij die misdaad pleegde, belandde hij al snel in de boeien. Het verdict was elf jaar brommen. Om zijn tijd in de gevangenis enigszins nuttig in te vullen fictionaliseerde hij zijn verhaal. ‘Cherry’ is het resultaat.
Nochtans was Walker niet van plan om een boek te schrijven. Het werd hem gevraagd. Nadat journalist Scott Johnson een uitgebreid portret van de gevallen held optekende voor de online nieuwssite Buzzfeed zag een uitgever van Tyrant Books potentieel in Walkers verhaal. De bal ging aan het rollen en Walker zette zijn eerste woorden op papier. Uiteindelijk nam uitgeverij Knopf de rechten van het manuscript over en zo belandde het boek in de rekken. Niet zozeer de innerlijke drang van de auteur lag dus aan de oorsprong van ‘Cherry’, maar het commercieel potentieel. En hier wringt het bottinetje.
In het boek volgen we het naamloze hoofdpersonage in de aanloop naar, de gebeurtenissen tijdens, en de gevolgen na zijn tijd in Irak. De drie periodes krijgen ongeveer evenveel aandacht. Maar de gebeurtenissen tijdens en na de oorlog hebben de grootste impact, zowel op het hoofdpersonage als op de lezer. Walker verknipt en verdeelt de gebeurtenissen over verschillende hoofdstukken en delen. Het doorbreken van de chronologie resulteert in een puzzel waarbij de stukjes niet altijd passen, maar een perfect verhaal is niet het opzet van de auteur.
Walker stelt in de eerste plaats de zinloze oorlog en de impact daarvan op een mensenleven aan de kaak. Je zou voor minder een PTSS oplopen na het aanschouwen van een ‘afgefakkelde, gloeiend witte schedel, lege kassen’, uitpuilende ingewanden of een verschroeide penis met ‘nog een reepje vlees, nog geen centimeter’.
De oorlog duwt het hoofdpersonage en zijn compagnons initieel in onzekerheid. Maar naarmate de tijd vordert verglijdt dat gevoel in onverschilligheid. ‘Het kon ons geen fuck schelen als we dood zouden gaan en inmiddels hadden [we] wel door dat dit hele doel hier vette bullshit was.’ Die doelloosheid stompt hen verder af en ze verliezen zich in porno, drugs en sadistische spelletjes met kleine knaagdieren in de hoop toch nog íets te kunnen voelen.
Eenmaal terug thuis, sleept de gelatenheid zich voort. De drugs beginnen een prominentere rol op te eisen in het leven van onze naamloze held, want ‘je draait nu eenmaal door als je afgrijselijke dingen meemaakt’.
De oppervlakkigheid waarmee de personages in het leven staan zorgt er echter voor dat je als lezer weinig empathie kan opbrengen voor het leed waarmee ze geconfronteerd worden. Zelfs grappig bedoelde passages toveren glimlach noch grijns op je gezicht omdat je weinig zin hebt in leedvermaak. Het is moeilijk te achterhalen of het gebrek aan diepgang bij de personages te wijten is aan de onervaren schrijver die Walker nu eenmaal is. Stilistisch scheert hij namelijk nog lang niet dezelfde hoge toppen zoals Bret Easton Ellis of William S. Burroughs dat doen in hun junkieboeken. Misschien wilde hij gewoon zijn versie neerschrijven van de apathische maatschappij waarin hij is opgegroeid. Het feit dat je hier als lezer aan twijfelt, illustreert meteen waarom dit boek niet het meesterwerk is waarvoor het in de VS wordt geprezen.